Ik herinner mij heel goed mijn vader te hebben horen spreken over een voorval, dat grote indruk op hem heeft gemaakt. Hij was dikwijls van huis om op andere plaatsen te preken, en toen hij eens op weg was om zo’n dienst te gaan vervullen, werd hij opeens aangevallen door de gedachte, dat hij zijn eigen gezin veronachtzaamde, terwijl hij wel voor de zielen van anderen zorgde. Hij keerde daarom naar huis terug. Daar aangekomen, verwonderde het hem niemand in de benedenkamers te vinden; terwijl hij de trap opging, hoorde hij een stem als van iemand die bad. Hij luisterde aan de deur van de slaapkamer en bemerkte dat het mijn moeder was, vurig pleitend in het gebed tot God voor de verlossing van al haar kinderen, en inzonderheid biddend voor Charles, haar eerstgeborene, in wie zich zo’n sterke wil openbaarde. Toen voelde mijn vader, dat hij gerust op de dienst van zijn Meester kon uitgaan, terwijl zijn lieve vrouw thuis zo goed voor de geestelijke belangen van zijn kinderen zorgde. Hij heeft haar daarom niet gestoord, maar ging terstond heen om zijn predikbeurt waar te nemen.