En als zij Het gezien hadden, maakten zij alom bekend het woord, dat hun van dit Kindeken gezegd was. En allen, die het hoorden, verwonderden zich over hetgeen hun gezegd werd van de herders. Doch Maria bewaarde deze woorden alle te zamen, overleggende die in haar hart. En de herders keerde wederom, verheerlijkende en prijzende God over alles, wat zij gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was. Lukas 2:17-20
Elk seizoen heeft zo zijn eigen vruchten; appels zijn er in de herfst, hulstbessen rond de kerstdagen. De aarde brengt voort wat bij die periode van het jaar hoort. Zo is er voor de mens een tijd voor elk voornemen onder de hemel. In deze periode is de wereld druk bezig zichzelf het beste te wensen en goede wensen uit te spreken met betrekking tot het welzijn van haar inwoners. Ik stel voor dat christenen iets extra’s en inhoudsvollers zullen doen.
Laten we vandaag, nu we stilstaan bij de geboorte van de Zaligmaker, ernaar streven dat we de geboorte van de Zaligmaker opnieuw in ons hart ondervinden. Laten we zoeken vernieuwd te worden in de geest van ons gemoed, als Hij reeds in ons gevormd is als ‘de hoop op de heerlijkheid’ (zie Kol. 1:27). Laat ons doel zijn terug te keren naar het Bethlehem van onze geestelijke geboorte en onze eerste werken te doen, onze eerste liefde te genieten en ons te verlustigen in Jezus, zoals in die heilige, gelukkige, hemelse dagen van onze bruidstijd. Laten we tot Jezus gaan met iets van die jeugdige frisheid en grote vreugde uit de tijd dat we voor het eerst op Hem zagen. O, dat Hij opnieuw door ons gekroond zal worden, want Hij is nog steeds getooid met de dauw van Zijn jeugd en Hij blijft gisteren en heden Dezelfde en in eeuwigheid!
Omdat de burgers van Durham niet ver van de Schotse grens wonen, werd hun stad vroeger vaak aangevallen. Toch hoefden ze zich niet met de strijd in te laten. Omdat er een kathedraal binnen hun stadsmuren stond, waren ze afgezonderd ten dienste van de bisschop. ‘Heilig werkvolk’ werden ze in die tijd genoemd. Zo mogen wij, burgers van het Nieuwe Jeruzalem, die de Heere Jezus in ons midden hebben, ons vrijgesteld weten van de manier waarop deze tijd gewoonlijk gevierd wordt. We mogen onszelf als ‘heilig werkvolk’ beschouwen en deze dagen anders doorbrengen dan andere mensen, namelijk in heilige overdenking en in de zalige dienst van de genadige God Die ons het onuitsprekelijke geschenk van de pasgeboren Koning geeft.
Ik koos dit Schriftgedeelte vanmorgen omdat het vier manieren noemt waarop God gediend kan worden; vier manieren om heilig werk te verrichten en christelijke gedachten te hebben. Elk vers toont ons een andere manier van heilig dienstwerk. Sommige mensen, zo lezen we, verkondigden het nieuws overal en vertelden anderen wat ze gezien en gehoord hadden. Anderen verwonderden zich met een heilige verbazing. Er was er minstens één, volgens het derde vers, die al deze dingen overdacht en overlegde. Nog weer anderen verheerlijkten en prezen God. Ik weet niet wie van deze vier God het beste diende, maar als wij elke gemoedsgesteldheid en de uitwerking daarvan zouden kunnen combineren, zouden we er ongetwijfeld zeker van zijn dat we God prijzen op een zeer godvrezende en Hem welbehagelijke manier
I. De herders maakten het overal bekend
In de eerste plaats lezen we dat sommigen de geboorte van de Zaligmaker vierden door alom bekend te maken wat ze hadden gehoord en gezien. En we kunnen met recht zeggen, dat ze iets te vertellen hadden dat het vertellen waard was! Dat, waarop profeten en koningen eeuwenlang gewacht hadden, was uiteindelijk gekomen, en tot hén gekomen. Zij hadden het antwoord op het eeuwenoude raadsel ontdekt. Ze hadden wel, net als de oude filosoof, roepend ‘Eureka! Eureka!’ door de straten kunnen rennen, want hun ontdekking ging die van hem verre te boven. Ze hadden geen oplossing voor een mechanisch probleem of metafysisch dilemma gevonden, maar hun ontdekking was de allergrootste die een mens ooit gedaan heeft. Het was als de bladeren van de boom des levens tot genezing van de volken, als een rivier van levend water die de stad van God verblijdt!
Ze hadden engelen gezien en hen een wondermooi nieuw lied horen zingen. Ja, meer dan engelen hadden ze gezien – de Koning van de engelen, de Engel van het Verbond in Wie wij onze vreugde vinden! Ze hadden de hemelse muziek gehoord. En toen ze bij de kribbe stonden, hoorde het oor van hun geloof de klanken van de hoop van de wereld, een lied dat alle eeuwen door zou blijven klinken. Ze hoorden de prachtige muziek van harten die gestemd waren om de Heere te prijzen en het weergaloze crescendo van de heilige vreugde van God en mens die zich samen verblijden.
Ze hadden de mensgeworden God gezien. Het kan niet anders of die aanblik maakt iemands tong los, tenzij een onuitsprekelijke verbazing hem met stomheid slaat. Zwijgen nadat hun ogen zo’n tafereel aanschouwd hadden? Onmogelijk! Aan de allereerste persoon die ze buiten die nederige staldeur tegenkwamen, begonnen ze hun ongeëvenaarde verhaal te vertellen en onvermoeibaar bleven ze getuigen tot de nacht viel: ‘Kom en aanbid! Kom en aanbid Christus, de nieuwgeboren Koning!’
En wij, geliefden? Hebben wij niet óók iets te vertellen dat verteld moet worden? Wie kan het ons verwijten als we over Jezus spreken? Dit kan zelfs de tong van een slapende losmaken het geheim van God Die mens werd omwille van ons! Hij bloedde en stierf, opdat wij niet zouden bloeden en sterven. Hij daalde neer, opdat wij zouden opstijgen. Hij werd in doeken gewikkeld, opdat wij uit de grafdoeken van het verderf losgemaakt zouden worden. Dit verhaal is zo nuttig voor ieder die het hoort. Degene die deze dingen het vaakst vertelt doet het beste en degene die er het minst over spreekt, heeft de meeste reden om zichzelf aan te klagen vanwege zijn zondige stilzwijgen.
Ze hadden iets te vertellen en wel een boodschap waarin verhevenheid en eenvoud op ongeëvenaarde wijze samengingen als het wondervolle teken van goddelijk Auteurschap. Zingende engelen – zingend voor herders! De hemel die oplicht met stralende heerlijkheid! Helder licht midden in de nacht! God! Een baby! De Oneindige! Een Kind van enkele tientallen centimeters lang! De Oude van dagen! Geboren uit een vrouw! Wat is er eenvoudiger dan de herberg, de voerbak, een timmerman, een timmermansvrouw, een kind? Wat is er meer verheven dan een menigte van de hemelse heerlegers die de nacht wakker maken met hun blijde lied en God Zelf Die Zich in een menselijk lichaam openbaart?
Het is niets ongewoons om een kind te zien, maar wat is het wonderlijk om het Woord te zien Dat in het begin bij God was, Dat onder ons woonde opdat wij Zijn heerlijkheid zouden aanschouwen – de heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid! Broeders, we hebben een uiterst eenvoudig en tegelijkertijd verheven verhaal te vertellen. Wat is eenvoudiger? Geloof en leef. Wat is meer verheven? God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende! Een weg tot de zaligheid, zo wonderbaarlijk dat de engelen bij de gedachte hieraan niet anders kunnen doen dan aanbidden. En tegelijk zo eenvoudig dat de kinderen in de tempel deze met recht kunnen zingen: Hosanna! Gezegend is Hij Die komt in de Naam des Heeren! Wat gaan het verhevene en het eenvoudige schitterend samen in het grote zoenoffer van de mensgeworden Zaligmaker! O, maak alle mensen deze zaligmakende waarheid van God bekend!
De herders hadden geen excuus nodig om de aankondiging van de geboorte van de Zaligmaker overal bekend te maken, want wat ze vertelden, hadden ze zelf uit de hemel ontvangen. Dit nieuws was hun niet in het oor gefluisterd door Sibillijnse orakels, niet aan het licht gebracht door filosofisch onderzoek, niet in poëzie ontdekt en niet als een kostbare schat opgedolven in de boeken van de ouden. Deze boodschap was aan hen geopenbaard door de voorname Evangelieprediker die het engelenleger aanvoerde en getuigde: ‘U is heden geboren de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids!’
Wanneer de hemel een genadevolle openbaring aan een mens toevertrouwt, is hij verplicht deze goede boodschap door te geven aan anderen. Wat? Een boodschap van eeuwige barmhartigheid geheimhouden, terwijl de verkondiging ervan de nachtelijke hemel verlicht? Met welk doel werden deze engelen gezonden als de boodschap niet overal verkondigd moest worden? Volgens het onderwijs van onze eigen geliefde Heere moeten we niet zwijgen, want Hij zegt ons: ‘Wat Ik u zeg in de duisternis, zegt het in het licht; en wat gij hoort in het oor, predikt dat op de daken’ (Matth. 10:27). Geliefden, u hebt een stem uit de hemel gehoord – u die tweemaal geboren bent, wedergeboren tot een levende hoop, u hebt gehoord hoe de Geest van God u getuigenis gaf van Gods waarheid en hoe Hij u hemelse dingen leerde. Daarom moet u dit Kerstfeest vieren door uw medemensen te vertellen wat Gods eigen Heilige Geest aan u heeft willen openbaren.
De herders vertelden wat ze gehoord hadden vanuit de hemel, maar vergeet niet dat ze spraken over wat ze gezien hadden op aarde. Door met hun eigen ogen te gaan kijken, hadden ze zich de waarheden van God eigen gemaakt die eerst door een openbaring aan hen verkondigd waren. Niemand kan met enige vrucht over de dingen van God spreken, voordat hij de leer die hij in de Bijbel vindt, ook aantreft in zijn eigen hart. Om anderen iets van dit geheimenis duidelijk te kunnen maken, moeten we zelf, door het onderwijs van de Heilige Geest, de praktische uitwerking ervan op ons hart en geweten kennen. Mijn broeders, het Evangelie dat wij verkondigen is zon der enige twijfel aan ons geopenbaard door de Heere; maar bovendien hebben onze harten het beproefd en waarheid bevonden.
We hebben de waarheid en de kracht ervan gezien, gevoeld en ervaren. Hoewel we de hoogte en de diepte ervan kunnen bevatten, hebben we de krachtige werking ervan ervaren in ons hart en onze geest. Het heeft duidelijk zonde aan ons geopenbaard. Het heeft ons onze vergeving geopenbaard. Het heeft de heersende macht van de zonde gedood. Het heeft ons Christus gegeven over ons te regeren en de Heilige Geest om in ons lichaam te wonen als in een tempel. Nu moeten we spreken! Als u alleen het woord kent zoals u dat in de Bijbel leest, spoor ik u níét aan over Jezus te spreken. Uw onderwijs kan slechts weinig kracht hebben. Maar ik richt me met een krachtige werking ervan in uw eigen hart kent. Ik spreek tot u die niet alleen over dit Kindje gehoord hebt, maar Hem ook in de kribbe zag liggen, Hem in uw eigen armen nam en Hem ontving als de Zaligmaker Die voor u geboren is, Christus, de Gezalfde voor u, Jezus, de Zaligmaker van zonden, voor u persoonlijk. Geliefden, kunt u iets anders doen dan spreken over de dingen die u gezien en gehoord hebt? God heeft u doen proeven van het Woord des levens en u mag daar niet over zwijgen, beslist niet; u moet uw vrienden en buren vertellen wat u in uw hart gevoeld hebt.
Dit waren herders, ongeletterde mannen. Ik kan u wel verzekeren dat ze geen boek konden lezen. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat ze ook maar één letter herkenden. Het waren herders, maar ze preekten uitstekend. En, mijn broeders, wat sommigen ook denken, de prediking mag niet voorbehouden worden aan de geleerde heren die een graad behaalden in Oxford of Cambridge, of aan welke hogeschool of universiteit dan ook. Het is waar, geleerd zijn hoeft geen belemmering te zijn om genade te ontvangen, en het kan een gepast wapen zijn in een vriendelijke hand. Maar vaak heeft God Zijn genade verheerlijkt door de duidelijke wijze waarop ongeletterde mannen het Evangelie begrepen en verkondigden.
Ik zou zonder aarzelen de hele wereld vragen een nu levende doctorandus te vinden die meer zielen tot Christus Jezus heeft geleid dan Richard Weaver. Als alle bisschoppen samen ook maar een tiende deel zoveel zielen gewonnen hebben als deze ene man, is dat meer dan de meesten van ons hen durven toeschrijven. Laten we onze God alle eer geven, maar laten we niet ontkennen dat deze geredde zondaar, die rechtstreeks uit de mijnen komt en nog met het accent van de mijnwerkers spreekt, door Gods genade het verhaal van het kruis op zo’n manier vertelt dat Zijne Hoogwaardige Excellenties in God nederig aan Weavers voeten zouden kunnen zitten om te leren hoe je het hart bereikt en de weerbarstige ziel laat smelten! Het is waar, een ongeschoolde broeder is niet geschikt voor al het werk. Hij dient in zijn eigen kring. Maar hij is alleszins in staat te vertellen over wat hij gezien en gehoord heeft.
En dat geldt, zo lijkt mij, in zekere mate voor ieder mens. Als u Jezus gezien hebt en Zijn verlossende stem gehoord hebt, als u waarheid ontvangen hebt als van de Heere, als u de kracht ervan persoonlijk ervaren hebt – o, dan kunt u zonder twijfel vertellen wat God in uw hart geschreven heeft! Als u niet verder kunt komen dan dat, bij de diepere geheimenissen, bij de meer ingewikkelde zaken dan is dat geen probleem, er zijn mensen die dat wel kunnen, dus daar hoeft u niet bezorgd over te zijn; maar u kunt op z’n minst de eerste en fundamentele waarheden doorgeven. En die zijn ook verreweg het belangrijkste. Als u niet vanaf de preekstoel kunt spreken, als uw wangen rood zouden kleuren en uw tong dienst zou weigeren in de tegenwoordigheid van velen, dan zijn er uw kinderen – u schaamt u toch niet om met hen te praten, of wel?
Daar is het kleine gezelschap rond de haard op Kerstavond, daar is het kleine groepje in de werkplaats, daar is het bescheiden gehoor op deze of gene plaats aan wie u kunt vertellen van Jezus liefde voor verlorenen. Spreek niet van meer dan u weet; begeef u niet in wat u niet ervaren hebt. Want dan zult u de grond onder uw voeten kwijtraken. Dan gaat u al snel knoeien en maakt u de verwarring alleen maar groter. Ga zo ver als u zelf kent. U weet dat u een zondaar bent en dat Jezus Christus een Zaligmaker is, een grote Zaligmaker. Spreek daarom over deze twee zaken en er zal iets goeds uit voortkomen. Geliefden, ieder van u op uw eigen plaats, vertel wat u gehoord en gezien hebt; verkondig dat overal onder de mensen!
‘Maar waren de herders wel bevoegd?’ Het is een grote zaak om bevoegd te zijn! Onbevoegde predikanten zijn uiterst schandalige indringers! Ongewijde mannen die niet in de apostolische lijn staan en toch de kansel betreden, verschrikkelijk, buitengewoon afschuwelijk! De geest van de Puseyiet schiet tekort om de diepten van afschuw te doorgronden bij de gedachte dat een onbevoegde man preekt. Hoe is het mogelijk dat een man die buiten de apostolische opvolging staat, het aandurft de weg van zaligheid te onderwijzen?
Deze afschuw doet me sterk denken aan de vrees van een schooljongen voor de boeman die hem angst moet aanjagen. Stel dat ik iemand onder het ijs in een koud watergraf zag glijden en hem van de verdrinkingsdood kon redden. Dan zou ik het niet zo verschrikkelijk vinden om het middel tot zijn redding te zijn, hoewel ik niet in dienst van de reddingsbrigade was. Stel dat ik de vlammen uit een huis zag slaan en boven bij een raam een arme vrouw hoorde roepen die levend dreigde te verbranden en stel dat ik dan een brandtrap bij het raam kon krijgen om haar leven te redden. Dan zou dat toch niet zo verschrikkelijk zijn, ook al was ik geen lid van de brandweer. Stel dat een groep moedige vrijwilligers een vijand uit hun eigen land verdrijft.
Dan is daar volgens mij niets schokkends aan, ook al zou een heel leger huursoldaten zijn taak verwaarlozen omdat het gehoorzaamt aan een achtbare militaire bevel dat hem in de praktijk belet zijn werk te doen. Maar ziet u, de herders, en anderen zoals zij, staan in de apostolische lijn en zijn bevoegd door een goddelijke bepaling. Wil iedereen die het Evangelie hoort, is bevoegd om dat aan anderen te vertellen! Hebt u daarvoor toestemming nodig? Hier hebt u een krachtige bevestiging uit de Heilige Schrift: Die het hoort, zegge: Kom! (Openb.22:17). Dat is: laat iedereen die het Evangelie werkelijk hoort, anderen smeken naar het water des levens te komen om daarvan te drinken.
Een andere bevoegdheid hebt u niet nodig om het Evangelie te verkondigen naar uw vermogen. Niet iedereen is in staat het Woord te prediken. Niet iedereen zouden we graag horen prediken in een grote gemeente. Want als iedereen een mond was, zou de gemeente één grote leegte zijn! Maar wél moet iedere christen, op een of andere manier, de blijde boodschap doorgeven. Onze wijze God zorgt ervoor dat de vrijheid om te profeteren niet ontspoort, want Hij geeft niet aan zeer velen de gaven in pastoraat en bediening. Maar iedereen moet dienen met zijn eigen gaven. Ieder van u, ook al staat u niet op de preekstoel maar zit u in de kerkbank, bent u in de werkplaats van waar dan ook – maak de naam van de Heere Jezus bekend, overal waar u komt en gaat. En laat dit uw bevoegdheid zijn: Die het hoort, zegge: Kom!
Ik zou er geen seconde over nadenken of ik bevoegd was Brand! te roepen als ik de vlammen uit een huis zag slaan. Ik heb er nooit bij stilgestaan of ik wel toestemming had om te proberen een medemens te redden die verloren dreigde te gaan. En dat zal ik ook nu niet doen. Alle bevoegdheid die u nodig hebt, wie u ook bent, is niet de bevoegdheid die verleend kan worden door geestelijken getooid met lange mouwen, maar de bevoegdheid die rechtstreeks van het Hoofd van de Gemeente komt. En Hij geeft aan ieder die het Evangelie hoort de bevoegdheid om tegen zijn medemensen te zeggen: ‘Ken de Heere!’ (zie Jer. 31:34).
Dit, geliefde broeders, is een van de manieren waarop u een heilig, en in zekere zin een heel vrolijk, Kerstfeest kunt vieren! Volg deze nederige mannen na, over wie gezegd is: ‘Toen zij Het gezien hadden, maakten zij alom bekend het woord, dat hun van dit Kindeke gezegd was.’
II. Heilige bewondering, verwondering en aanbidding
Laten we nu stilstaan bij een andere manier waarop we het Kerstfeest kunnen vieren: door heilige bewondering, verwondering en aanbidding. ‘En allen, die het hoorden, verwonderden zich over hetgeen hun gezegd werd door de herders.’ We hebben weinig te zeggen over de mensen die zich alleen verwonderden en het daarbij lieten. Velen verwonderen zich over het Evangelie. Ze zijn ermee tevreden om het te horen en ze horen het graag. Het is op zich geen nieuwe boodschap voor hen, maar er zijn nieuwe manieren om het te verwoorden en ze vinden die variatie prettig en verfrissend. De stem van de prediker is voor hen als de klank van iemand die een mooie melodie speelt op een instrument. Ze luisteren graag; ze zijn niet sceptisch; ze doen niet aan haarkloverij; ze veroorzaakte geen verzoeken. Ze zeggen slechts bij zichzelf: Het is een geweldig Evangelie; het is een prachtig verlossingsplan.
Wat een verbazingwekkende liefde, wat een buitengewone nederbuiging! Soms verwonderen ze zich erover dat deze dingen hen uitgerekend door herders verteld worden; ze kunnen zich niet voorstellen hoe ongeschoolde en onwetende mannen over deze dingen kunnen spreken. Hoe zijn deze dingen ooit in het hoofd van deze herders gekomen? Waar hebben zij ze geleerd? Waarom lijken ze het zo serieus te nemen? Hoe hebben ze geleerd te spreken zoals ze doen? Maar nadat ze een dag van negen hun handen opgehouden en hun mond opengedaan hebben, gaat de verbazing eraf.
Ze vervolgen hun weg en denken er niet meer over na. Velen van u verwonderen zich telkens wanneer u Gods werk waarneemt in uw omgeving. U hoort over iemand die een erg grote zondaar was en nu bekeerd is en u zegt: Wat geweldig! Er is een opwekking; u bent aanwezig op een van de bijeenkomsten waar Gods Geest heerlijk werkt en u zegt: Dit is iets buitengewoons! Wat bijzonder! Zelfs de kranten uit en toe een paar regels aan de zeer grote en buitengewone daden van God de Heilige Geest. Maar dan is alle emotie voorbij, het was alleen verbazing, verder niets. Nu, ik vertrouw erop dat dit voor niemand van ons geldt; dat wij niet slechts met verbazing en verwondering denken aan de Zaligmaker en aan de leerstellingen van het Evangelie dat Hij kwam verkondigen, want dat zal ons weinig goed doen.
Aan de andere kant is er een manier van verwondering die veel lijkt op aanbidding, als het al geen aanbidding ís. Ik geloof dat het erg moeilijk zou zijn een lijn te trekken tussen heilige verwondering en ware aanbidding. Want als de ziel overweldigd wordt door de majesteit van Gods heerlijkheid, aanbidt ze Hem in stilte. Ook als ze dat niet uitdrukt in een lied, of zelfs haar stem niet laat horen in een ootmoedig gebed met gebogen hoofd. Ik ben geneigd te denken dat de verbazing die het menselijk verstand kan aangrijpen bij de gedachte aan Gods grootheid en goedheid misschien wel de meest zuivere vorm van aanbidding is die van sterfelijke mensen kan opstijgen tot de troon van de Allerhoogste.
Dit soort verwondering beveel ik u aan, u die vanwege uw rustige en teruggetrokken leven nauwelijks in staat bent de herders na te volgen en het verhaal aan anderen door te vertellen. In elk geval kunt u zich voegen bij de kring van aanbidders rond de troon, door u te verwonderen over wat God gedaan heeft! Ik wil u meegeven dat heilige verwondering over Gods daden iets vanzelfsprekends behoort te zijn. Dat God Zich bekommert om Zijn gevallen schepsel, de mens, en hem niet wegvaagt in het verderf, maar een schitterend verlossingsplan uitdenkt en dat Hij in eigen Persoon de Verlosser van de mens wordt en zijn losgeld betaalt – het is onuitsprekelijk wonderlijk! Waarschijnlijk is het nog wel het meest wonderlijk voor u met betrekking tot uzelf, dat u door bloed vrijgekocht zou worden; dat God de troon en de koninklijke waardigheid zou achterlaten om hier beneden te lijden voor u.
Als u uzelf kent, zult u in uw eigen vlees nooit een afdoende motief of reden vinden voor een daad als deze. ‘Waarom zulke liefde voor mij? zult u vragen. Wat zou u en ik, als David slechts uitbrengen kon: Wie ben ik, Heere Heere, en wat is mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt? ( Sam. 7:18). Ook al waren we de meest prijzenswaardige mensen en hadden we de geboden van de Heere voortdurend onderhouden, dan nog hadden we zo’n onschatbaar geschenk als de menswording onmogelijk kunnen worden! Maar wij zijn zondaars, overtreders die in opstand kwamen en steeds verder bij God vandaan ging. En deze mensgeworden God stierf voor ons. Wat kunnen we anders zeggen dan dit: Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad! (1 Joh. 4:10).
Laat uw ziel zich verliezen in verwondering, geliefde vrienden, want op deze manier is verwondering een heel praktische emotie. Heilige verwondering zal u brengen tot dankbare aanbidding. Vol verwondering over Gods daden zult u uw ziel uitstorten aan de voet van de gouden troon, met het lied: Zegen, en eer, en heerlijkheid, en majesteit, en kracht, en heerschappij, en macht zij aan Hem Die op de troon zit en deze grote dingen voor mij doet. Als u met deze verwondering vervuld bent, zal er een vrome waakzaamheid ontstaan. U zult bang zijn tegen zo n liefde als deze te zondigen!
Als u de tegenwoordigheid van de machtige God ervaart in de gave van Zijn geliefde Zoon, zult u uw schoenen uittrekken, want de plaats waar u staat is heilige grond. En tegelijk zult u bewogen worden tot een heerlijke hoop. Als Jezus Zichzelf aan u gegeven heeft, als Hij deze heerlijke zaak voor u gedaan heeft, zult u ervaren dat de hemel zelf niet te groot is voor uw verwachting en dat de rivieren van liefelijkheden aan Gods rechterhand niet te zoet of te diep voor u zijn om er uit te drinken. Wie kan zich nog over iets verwonderen, als hij eenmaal verwonderd is geweest over de kribbe en het kruis?
Wat blijft er nog voor wonderlijks over nadat iemand de Zaligmaker gezien heeft? De negen wereldwonderen? O, de mechanisatie en de moderne kunst kan ze allemaal overtreffen. Maar dit ene wonder is niet alleen een wonder van de aarde, maar van hemel en aarde, en zelfs ook van de hel! Het is niet het wonder van vroegere tijden, maar het wonder van álle tijden en het wonder van de eeuwigheid. Wie enkele keren menselijke wonderen ziet, verbaast zich daar uiteindelijk niet meer over. Het meest indrukwekkende gebouw dat een architect ooit ontworpen heeft, maakt uiteindelijk geen indruk meer op degene die het ziet.
Heel anders is het met deze prachtige tempel van de mensgeworden Godheid! Hoe langer we kijken, hoe meer we ons verwonderen, en hoe meer we ermee vertrouwd raken, hoe meer we beseffen van de overtreffende luister van Zijn liefde en genade! In de kribbe en het kruis is meer van God te zien, zogezegd, dan in de fonkelende sterren boven, de golvende diepzee beneden, de hoog oprijzende berg, de vruchtbare valleien, de plaatsen van het leven of de afgrond van de dood. Laten wij deze feestdagen dan enkele van de beste uren doorbrengen in een heilige verwondering die dankbaarheid, aanbidding, liefde en vertrouwen zal voortbrengen.
III. Maria overlegde en bewaarde alles in haar hart
Een vorm van heilig werk vindt u in het volgende vers, namelijk een oprecht hart dat de dingen overlegde en bewaarde. Er was één mens – laten we hopen dat er ook andere waren, en laten wij in elk geval zelf die anderen zijn – er was er één die al deze dingen in haar hart bewaarde en overlegde. Maria verwonderde zich, maar meer nog, ze overdacht wat er was gebeurd en gezegd. U ziet dat deze gezegende vrouw de drie grote geestvermogens hiervoor gebruikt. Haar geheugen: ze bewaarde deze woorden alle te zamen. Haar genegenheid: ze bewaarde ze in haar hart. Haar verstand: overleggende die. Ze dacht erover na, overwoog ze, bekeek ze van alle kanten.
Maria s geheugen, genegenheid en verstand waren allemaal bij deze dingen betrokken. Dat zien we met blijdschap, maar we hoeven er niet over verrast te zijn als we bedenken dat zij er, in zekere zin, het sterkst bij betrokken was van alle mensen op aarde. Want het was uit háár dat Jezus Christus geboren was. Degenen die het dichtste bij Jezus komen en de nauwste gemeenschap met Hem oefenen, zullen zonder twijfel het meest door Hem in beslag genomen worden. Sommige personen kunnen we het beste vanaf een afstand hoogachten. Zo niet de Zaligmaker. Wanneer u Hem ten volle gekend zult hebben, dan zult u Hem liefhebben met liefde die de kennis te boven gaat. Dan zult u de hoogte en diepte, de lengte en breedte van Zijn liefde zien en dan zal uw eigen liefde de grenzen te buiten gaan. Maria was het meest van allen betrokken bij de geboorte [van de Zaligmaker], en daarom was zij er het meest mee bezig.
Let ook op de wijze waarop haar betrokkenheid zichtbaar wordt. Ze was een vrouw, en de goddelijke genadegave die het mooist in vrouwen schittert is niet stoutmoedigheid; dat is meer een mannelijke eigenschap. Liefdevolle bescheidenheid is echter een vrouwelijke schoonheid en daarom lezen we niet zozeer dat zij er overal over vertelde, maar vooral dat ze het in haar hart overdacht. Ongetwijfeld sprak ze er in haar eigen kring wel degelijk over, maar voor het grootste deel bevond ze zich rustig in huis, net als een andere Maria. Ze werkte, maar haar werk was vooral voor Hém, de vreugde van haar hart.
Net als andere kinderen had het heilige Kind zorg nodig die alleen een moederhand en hart konden geven. Daarom was ze veel met Hem bezig. O, gezegende bezigheid! Zoete betrokkenheid! Denk niet dat het een onaanvaardbaar dienstbetoon is als iemand zich vooral met Jezus Zelf bezighoudt en niet zozeer met Zijn discipelen of Zijn dwalende schapen. De vrouw die de albasten kruik brak en de olie over onze Jezus uitgoot, werd beschuldigd door Judas, en zelfs de andere discipelen dachten dat de arme mensen hierdoor tekortkwamen. Maar de Zaligmaker antwoordde: ‘Zij heeft een goed werk aan Mij gedaan.’
Ik wil u graag deze gedachte meegeven: als jullie, teruggetrokken stille mensen, in deze dagen niet met anderen kunnen spreken, of geen goede gelegenheid of geschikte gave daarvoor hebben, dan kunnen jullie stil zijn met Jezus en Hem in rust en vrede eren. Maria nam de Heere in haar armen; o, dat ook u Hem in uw armen zult dragen! Zij deed haar werk rechtstreeks voor Hem; volg haar daarin na! U kunt Hem liefhebben, Hem zegenen, Hem prijzen. U kunt onderzoeken en overdenken Wie en hoe Hij is. U kunt de typen bestuderen die een voorafschaduwing van Hem zijn. U kunt Hem navolgen in Zijn leven. Dan zal uw aanbidding weliswaar niet ruchtbaar worden onder de mensen, en zal ze hen niet zo tot voordeel strekken als sommige andere vormen, maar toch zal het uzelf ten goede komen en uw Heere behagen.
Geliefden, bedenk wat u van Christus hebt gehoord en wat Hij voor u gedaan heeft. Maak uw hart als de gouden beker, die de rijke herinneringen aan Zijn liefdevolle goedheid in het verleden. Maak het als een kruik vol manna, die het hemelse brood bewaart waarvan de heiligen in verleden tijden gegeten hebben. Alles wat u van Christus hebt gehoord, ervaren en gekend – sla het als een schat op in uw geheugen en laat uw vurige liefde Hem dan voor eeuwig vasthouden. Heb Hem lief! Schenk die albasten kruik van uw hart leeg en laat de kostbare zalf van uw genegenheid over Zijn voeten stromen. Als u dat niet met blijdschap kunt doen, doe het dan met verdriet! Was Zijn voeten met uw tranen, maak ze droog met het haar van uw hoofd; maar heb Hem lief, heb de gezegende Zoon van God lief, uw altijd toegenegen Vriend.
Wees ook met uw verstand bezig met de Heere Jezus. Mediteer over wat u leest, bekijk het van alle kanten. Stop niet aan de oppervlakte, maar steek af naar de diepte! Wees niet als de zwaluw, die met haar vleugel net het water raakt, maar als de vis, die tot op de bodem komt. Neem grote slokken liefde; wees niet tevreden met een klein nipje, maar verblijf bij de bron, zoals Izak bij de bron Lachai-roï. Blijf bij uw Heere. Laat Hem niet voor u zijn als een reiziger, die slechts een nacht blijft (Jer. 14:8), maar dring er bij Hem op aan: ‘Blijf bij ons, want de dag is gedaald.’ Houd Hem vast, laat Hem niet gaan!
Het woord ‘overleggen’ betekent ‘afwegen’. Breng de weegschaal in gereedheid. O, maar waar zijn de schalen die de Heere Christus kunnen wegen? ‘Hij heft de eilanden op als dun stof’ (Jes 40:15, naar het Engels) – wie zal Hém opheffen? ‘Hij weegt de bergen in een waag’ (vers 12) – in welke weegschaal zullen we Hém wegen? Als uw verstand het niet kan bevatten, laat uw genegenheid dan naar Hem uitgaan. En als uw geest de Heere Jezus niet kan omvatten in de armen van uw begrip, omhels Hem dan in de armen van uw liefde. O, geliefden, het is een gezegende bezigheid tijdens de Kerstdagen, als wij net als Maria al deze dingen in ons hart bewaren en erover nadenken!
IV. De herders gingen weer aan het werk, terwijl ze God verheerlijkten en prezen
Nu komen we bij het laatste soort heilig werk rond de Kerstdagen. ‘De herders keerden weer,’ lezen we in het 20e vers, ‘verheerlijkende en prijzende God over alles, wat zij gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was.’ Keerden terug tot wat? Ze keerden terug naar hun werk, om weer voor de lammetjes en de schapen te zorgen. Dus als wij God willen verheerlijken, hoeven we ons werk niet op te geven. Sommigen komen tot de gedachte dat de enige manier waarop ze voor God kunnen leven, is door predikant, zendeling of Bijbelvrouw te worden. O, als dat waar was, zouden velen van ons geen enkele mogelijkheid hebben om de Allerhoogste te verheerlijken. De herders keerden terug naar de schaapskooien, verheerlijkende en prijzende God.
Geliefden, het gaat niet om een ambt, maar om oprechtheid. Het is niet een bepaalde positie, maar goddelijke genade die ons in staat zal God te verheerlijken. God wordt voorzeker verheerlijkt in de schoenmakerswerkplaats waar de vrome arbeider, terwijl hij de priem hanteert, de liefde van de Zaligmaker bezingt. Ja, daar wordt Hij veel meer verheerlijkt dan in allerlei kathedralen, waar de ambtelijke godsdienstigheid haar armzalige plichten vervult. De Naam van Jezus wordt verheerlijkt door de voerman die God prijst terwijl hij zijn paard ment, of die langs de weg met zijn medearbeiders spreekt – niets minder dan door de geestelijke die als Boanerges met daverende stem het Evangelie verkondigt. God wordt erdoor verheerlijkt als wij ons beroep uitoefenen.
Zorg dat u uw plicht niet verzaakt door uw roeping te verlaten en zorg dat u uw vak niet onteert terwijl u daarin bezig blijft. Denk niet groot over uzelf, maar denk ook niet te klein over uw roeping. Er is geen beroep dat niet geheiligd wordt door het Evangelie. Als u de Bijbel leest, ziet u dat de meest nederige werkzaamheden op een of andere manier verband houden met de grootste daden van geloof, of met personen die op een andere manier een voorbeeldig leven hebben geleid. Blijf bij uw roeping, broeder, blijf bij uw roeping! Hoe God u ook gemaakt heeft, als Hij u roept, blijf daarbij, tenzij u heel zeker bent – luister goed – tenzij u heel zeker bent dat Hij u tot iets anders roept. De herders verheerlijkten God, hoewel ze teruggingen naar hun gewone werk.
Ze verheerlijkten God, ook al waren ze herders. Zoals we al zeiden, waren het geen geschoolde mannen. Ze bezaten in elk geval geen uitgebreide bibliotheek en waarschijnlijk konden ze zelfs geen woord lezen. Maar ze verheerlijkten God. Dat neemt alle verontschuldigingen weg voor jullie, beste mensen, die zeggen: ‘Ik ben geen geleerde, ik heb nooit onderwijs genoten, ik ben zelfs nooit naar een zondagsschool geweest.’ Als uw hart maar goed is, dan kunt u God verheerlijken. Geen zorgen, Sarah; wees niet terneergeslagen omdat je zo weinig weet. Leer meer, als dat lukt, maar maak vooral goed gebruik van wat je wél weet. Geen zorgen, John; het is inderdaad jammer dat je al zo jong moest gaan werken dat je zelfs de basisvaardigheden niet onder de knie hebt gekregen. Maar denk niet dat jij God niet kunt verheerlijken. Als je God wilt verheerlijken, leid dan een heilig leven. Dat kan door Zijn genade, zonder geleerdheid. Als je goed wilt doen aan anderen, wees dan zelf goed. En die weg ligt open voor de meest ongeletterde en voor de meest geleerde. Heb goede moed! Herders verheerlijkten God en dat kunt u ook.
En bedenk, in zeker opzicht waren de herders in het voordeel boven de wijze mannen. De laatsten hadden een ster nodig die hen leidde; de herders niet. De wijze mannen verdwaalden zelfs met een ster; ze struikelden Jeruzalem binnen terwijl de herders rechtstreeks naar Bethlehem gingen. Eenvoudige mensen vinden soms een verheerlijkte Christus terwijl geleerde koppen, in verwarring door hun vele kennis, Hem mislopen. Een goede leraar zei vaak: Kijk, deze eenvoudige zielen zijn het koninkrijk binnengegaan, terwijl wij geleerden zoeken naar de deurklink. Zo gaat het vaak. Eenvoudigen, wees dus getroost en blij. De manier waarop deze herders God eerden, is het opmerken waard. Ze eerden Hem door Hem te prijzen. Laten we de heilige liederen hoger achten dan we soms doen! Als er een lied losbarst uit de kelen in dit gebouw, is dat slechts een lawaai in de oren van sommigen. Maar als veel oprechte harten, aangeraakt door de liefde van Jezus, zich aan de woorden paren, zijn dat voor God niet zomaar klanken.
Dan klinkt er zoete muziek die Hem verblijdt. Wat is het grote einddoel van alle christelijke inspanningen? Toen ik hier gisterochtend stond om het Evangelie te verkondigen, was mijn geest volledig gericht op het winnen van zielen, maar tijdens het preken leek ik daar bovenuit te stijgen. Ik dacht: In feite is dat niet het belangrijkste doel – het belangrijkste doel is God te verheerlijken en zelfs het redden van zondaren wordt door de weldenkenden gezocht als een middel tot dat doel. Plotseling besefte ik: Als we door het zingen van psalmen en liederen werkelijk God verheerlijken, doen we daarmee meer dan in de prediking. Want dan zijn we niet bezig met de middelen, maar dicht bij het grootste doel. Als we God prijzen met hart en mond, verheerlijken we Hem op de meest ontwijfelbare wijze. Dan verheerlijken we Hem werkelijk. Wie dankoffert, die zal Mij eren, zegt de Heere (Ps. 51:23). Zing dus, mijn broeders en zusters! Zing niet alleen wanneer u samen bent, maar zing ook alleen!
Vrolijk uw werk op met psalmen, gezangen en geestelijke liederen. Breng blijdschap in het gezin met heilige muziek! We zingen te weinig, daarvan ben ik overtuigd en dat terwijl de herleving van godsdienst altijd gepaard ging met een herleving van het christelijke psalmzingen. Luthers vertalingen van de Psalmen waren net zo nuttig als zijn discussies en pennenstrijd. De gezangen van Charles Wesley, Cennick, Toplady, Newton en Cowper leverden net zo’n bijdrage aan de herleving van het geestelijk leven in Engeland als de prediking van John Wesley en George Whitefield. Er moet meer gezongen worden. Zing meer en mopper minder, zing meer en laster minder, zing meer en bekritiseer minder, zing meer en treur minder. God geve dat wij vandaag, net als deze herders, God verheerlijken door Hem te prijzen!
Ik ben nog niet klaar met de herders. Wat was het voorwerp van hun lofprijzing? We lezen dat ze God prezen ‘over alles wat zij gehoord hadden’. Als we erover nadenken, is er elke keer dat we een Evangeliepreek horen alle reden om God te prijzen. Wat zouden de zielen in de hel ervoor overhebben om het Evangelie nog eenmaal te horen en om nog genade te kunnen ontvangen? Wat zouden stervenden ervoor geven om nog eenmaal naar het huis van God te komen, nog een waarschuwing te horen, nog een uitnodiging te ontvangen? Mijn broeders, wat zou u er soms voor geven, als u door ziekte aan huis gebonden bent en niet met de gemeente kunt samenkomen – als uw hart en uw vlees het uitroepen tot de levende God? Prijs God voor wat u gehoord hebt
U hebt de gebreken van de prediker gehoord; laat hij ze betreuren. U hebt de boodschap van zijn Meester gehoord; prijst u God daarvoor? U zult zelden een preek horen die u niet kan aanzetten tot een lied, als u in de juiste gemoedsgesteldheid verkeert. George Herbert zegt: Bidden is het doel van preken. Zo is het, maar lofprijzing is óók het doel ervan. Prijs God dat u hoort dat er een Zaligmaker is! Prijs God dat u hoort dat het verlossingsplan zeer eenvoudig is! Prijs God dat u een Zaligmaker voor uw eigen ziel hebt! Prijs God dat u vergeving ontvangen hebt, dat u gered bent! Prijs Hem over wat u gehoord hebt, maar merk op dat de herders God ook prezen over wat ze gezien hadden .
Lees het 20e vers maar: gehoord en gezien . Dat is de mooiste muziek – wat we ervaren hebben, wat we in ons binnenste gevoeld hebben, wat we ons eigen gemaakt hebben – de gedichten die we hebben geschreven over de Koning (Psalm 45:2 ). Als we alleen horen, kan dat wel wat muziek opleveren, maar het lied van de ziel moet voortkomen uit een zien met het oog van het geloof. En, geliefde vrienden, u die gezien hebt met dat van God ontvangen gezichtsvermogen, ik smeek u, laat uw tong niet zwijgen in zondige stilte! Spreek luid tot de lof van soevereine genade, wek uw hart op, maak uw harp en luit wakker! Een van de dingen waar ze God voor prezen, was de overeenstemming tussen wat ze gehoord hadden en wat ze gezien hadden. Lees de laatste zin nog eens: gelijk tot hen gesproken was . Hebt u niet gemerkt dat het Evangelie in uzelf precies is wat de erover gezegd heeft? Zei Jezus dat Hij u genade zou geven – hebt u dat niet ontvangen?
Hij belooft u rust – hebt u dat niet ontvangen? Hij zei dat u vreugde, troost en leven zou ontvangen door het geloof in Hem – hebt u dat niet allemaal gekregen? Zijn Zijn wegen geen wegen van liefelijkheid en Zijn paden geen paden van vrede? Ongetwijfeld kunt u met de koningin van Scheba zeggen: ‘De helft is mij niet aangezegd.’ Ik heb ontdekt dat Christus zoeter is dan Zijn dienaren Hem kunnen voorstellen. Ik keek naar het beeld dat ze schilderden, maar dat was hooguit kladderwerk in vergelijking met Hemzelf – de Koning in Zijn schoonheid. Ik heb gehoord over het goede land, maar o, het vloeit over van melk en honing, rijker en zoeter dan mensen me ooit hebben kunnen vertellen. Ja, wat we gezien hebben, houdt gelijke tred met wat we gehoord hebben. Laten we God dan verheerlijken en prijzen voor wat Hij gedaan heeft.
Aan degenen die nog niet bekeerd zijn
Een woord tot degenen die nog niet bekeerd zijn en dan ben ik klaar. U kunt volgens mij niet bij het 17e vers beginnen, maar ik wenste wel dat u bij het 18e zult beginnen. U kunt niet beginnen bij het 17e – u kunt anderen niet vertellen wat u niet ervaren hebt. Probeer het niet. Geef geen les op de zondagsschool en probeer niet te preken als u niet bekeerd bent. Tegen de goddelozen zegt God: ‘Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen?’ (Ps. 50:16). Maar o, ik wil zo graag dat u begint bij het 18e vers: verwonderen! Verwonder u dat u gespaard bent, dat u niet in de hel bent, dat Gods goede Geest nog twist met de grootste van de zondaars. Verwonder u deze ochtend dat het Evangelie een woord voor u bevat, nadat u het al zo vaak verworpen hebt en na al uw zondigen tegen God. Ik wil graag dat u hier begint, want dan heb ik goede hoop dat u doorgaat naar het volgende vers en deze dingen in uw hart zult overleggen.
O zondaar, ik hoop van harte dat u de leer van het kruis gaat overdenken. Denk na over uw zonde, Gods toorn, het oordeel, de hel, het bloed van uw Zaligmaker, Gods liefde, vergeving, aanneming, de hemel – denk over deze dingen na. Verwonder u, maar laat het daar niet bij. En dan, o wat verlang ik daar vurig naar, dan kunt u nogmaals doorgaan naar het volgende vers. Dan gaat u van het overdenken naar het verheerlijken. Zie op Christus en vertrouw op Hem! Zing het dan uit: Ik heb vergeving ontvangen! En ga uw weg als een gelovige zondaar en daarom een geredde zondaar, gewassen in het bloed, geheel rein! Keer vervolgens terug naar het 7e vers en begin het goede nieuws aan anderen te vertellen.
Aan verloste christenen
En jullie, verloste christenen, ik wil dat jullie nog deze middag beginnen bij het 7e vers. Vertel de zondaars om u heen wat een dierbare Zaligmaker u gevonden hebt! Wijs hen op Zijn verlossende bloed en zeg: Zie, dat is de weg tot God! Ga dan aan het einde van de dag naar uw kamer en verwonder u, bewonder en aanbid. Breng een half uur door zoals Maria deed; overdenk en koester het werk en de gehoorde woorden van de achterliggende dag in uw hart. En besluit alles dan met het werk dat nooit moet eindigen: blijf vanavond, morgen en alle dagen van uw leven God verheerlijken en prijzen voor alle dingen die u hebt gezien en gehoord!
Moge de Meester u zegenen om Jezus’ wil.
Amen.