Die man zal zijn… als waterbeken in een dorre plaats. Jesaja 32:2
Onze Heere Jezus is ons het naast en het liefst als Mens.
Zijn mensheid doet ons gedenken aan:
Zijn menswording, waarbij Hij onze natuur heeft aangenomen.
Zijn leven op aarde; waarin Hij onze natuur heeft geeerd.
Zijn dood, waardoor Hij onze natuur heeft verlost.
Zijn opstanding, waarmee Hij onze natuur heeft verhoogd.
Beschouw het Woord, dat vlees is geworden en gij hebt “waterbeken” voor u. “Het is het welbehagen van de vader geweest, dat in hem al de volheid wonen zou.”
Ofschoon de mensheid een dorre plaats schijnt te zijn, een brak en onvruchthaar land, brengt zij toch voor deze Man waterbeken voort, – talloze stromen, overvloeiende van frisheid.
Laat ons uit deze gelijkenis leren
I. Dat de droogtevan de natuur Christus niet verhindert om tot de mensen te komen.
1. Hij kwam in de dorre plaats van een gevallene, verdorvene, rebellerende wereld.
2. Hij komt persoonlijk tot de mensen, in weerwil dat zij zonder kracht, zonder gerechtigheid, zonder begeerte, zonder leven zijn.
3. In stromen van genade vloeit Hij in ons, ofschoon de oude natuur een dor en dorstig land blijft.
4. Hij gaat voort met de stromen van zijn genade in ons te laten vloeien, totdat Hij ons heeft volmaakt en dit doet Hij, ofschoon de vermolming van de natuur, ons falen en onze wispelturigheid ons als een dorre plaats doen kennen.
“Waar de zonde meer geworden is, daar is de genade veel meer overvloedig geweest.”
II. Dat de dorheid van de natuur de dierbaarheid van Christus nog verhoogt.
1. Hij wordt er des te sneller door ontdekt, evenals rivieren snel ontdekt zouden worden in een woestijn.
2. Hij wordt er des te hoger om gewaardeerd, evenals water in de verzengde luchtstreek.
3. Er wordt overvloediger van Hem gebruik gemaakt, zoals men gebruik maakt van frisse waterstromen in een brandende woestijn.
4. Hij wordt des te zekerder gekend als de gave van Gods genade. Hoe kwam Hij anders in zo dor een plaats?
Zij, die het meest van verdienste ontbloot zijn, kunnen Gods genade het best onderkennen.
5. Hij wordt met des te meer dankbaarheid verheerlijkt. De mensen zingen van waterbeken, die door akelige woestijnen vloeien.
III. Dat de dorheid van de natuur door Christus volkomen wordt weggenomen.
Dorre plaatsen worden door waterbeken van aard en gedaante veranderd. Door de verschijning van onze Heere Jezus in onze mensheid als Emanuel, God met ons, –
1. Wordt onze wanhoop weggenomen.
2. Wordt onze zondigheid van ons uitgezuiverd.
3. Wordt onze natuur vernieuwd.
4. Houdt onze onvruchthaarheid op.
5. Komen wij onze beproevingen te boven.
6. Wordt onze gevallen staat veranderd in heerlijkheid.
De woestijn van de mensheid verheugt zich en bloeit als de roos, nu de Mens Christus Jezus er in verschenen is.
IV. Dat ons eigen gevoel van dorheid er ons toe moet leiden, om ons met des te meer hoop tot Christus te wenden.
Hij is als waterbeken in een dorre plaats. De dorre plaats is zijn sfeer van werkzaamheid. Het gebrek en de noden van de natuur zijn het toneel, waarop Hij zijn genade tentoonspreidt.
1. Dit wordt aangeduid door de ambten van onze Here. Waterbeken, omdat de plaats zo dor is. Vol van genade en waarheid, omdat wij zo zondig en onwaar zijn. Machtig om te behouden, omdat wij zo verloren zijn, enz.
2. Dit wordt geopenbaard door de personen, tot wie Hij komt. Niet vele grote of machtigen worden gekozen. “Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering.” Hij roept “de voornaamste van de zondaren.” Altijd vloeien de rivieren van de liefde in een dorre plaats.
3. Dit blijkt duidelijk uit het doel, dat Hij zich heeft voorgesteld, namelijk de eer van God en de bekendmaking van de rijkdom van zijn genade. Dit kan het best tot stand worden gebracht door de zaligheid te werken, waar dit hoegenaamd niet mogelijk schijnt, of, in andere woorden, door de dorre plaatsen door waterbeken te doen besproeien.
Kom tot Jezus, ofschoon uw natuur dor is, en uw toestand hopeloos.
Kom, want in Hem zijn stromen van genade.
Kom, want zij stromen aan uw voeten, –”in een dorre plaats.”
Kom, indien gij te voren reeds gekomen zijt, maar u thans in een toestand van afkerigheid bevindt. De Here Jezus is nog dezelfde; de rivieren van de genade zijn nimmer in Hem opgedroogd.
Christus schijnt nooit leeg te zijn dan voor hen, die zelf vol zijn. Voor hen, die overvloeien van hun eigen volheid, is Hij dor; maar allen, die dor en uitgedroogd zijn van alle vertrouwen op zichzelf, zal Hij met zijn genade overstromen.