Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde, die in mij woont. Romeinen 7:17
De nieuwe natuur die God in Zijn volk plant is direct tegenovergesteld aan de oude natuur. Zoals de oude natuur van Satan komt en bezoedeld en verdorven is door de val, zo komt de nieuwe natuur direct uit de hemel, zuiver en onbevlekt. Zoals de oude natuur zondig is, in wezen zondig, zo is de nieuwe natuur in wezen genade. Het is levend en onvergankelijk zaad, wat leeft en blijft eeuwig, het kan niet zondigen omdat het uit God geboren is. Als deze twee dus met elkaar botsen, is het als wanneer water en vuur elkaar ontmoeten, een van de twee moet sterven. Er kan geen wapenstilstand komen en niet onderhandeld worden, ze zijn dodelijke vijanden van elkaar. Het leven van de één betekent de dood van de ander. De kracht van de één is de zwakheid van een ander. De oude natuur was daar voorheen al en is als een goed gewortelde boom. Die oude natuur is daar in vergelijking met de bekering twintig, dertig, veertig, vijftig of zestig jaar en wordt niet makkelijk ontworteld. Als de genade in het hart komt wordt de zonde neergeveld, zoals Dagon voor de ark van God. Zo is het ook met de zonde, net zoals met Dagon blijft het voetstuk nog over. En er blijft genoeg leven over in dat voetstuk om zonder grenzen pijn en verwarring te zaaien. De heersende kracht van de zonde valt dood neer op het moment dat een mens veranderd, maar de tegenspartelende kracht van de zonde sterft niet tot de mens sterft.