Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
Ik ben in Mijn hof gekomen, o Mijn zuster, o bruid! Hooglied 5:1
Het hart van de gelovige is Christus’ hof. Hij kocht die met zijn dierbaar bloed. Hij treedt die binnen en maakt er aanspraak op als zijn eigendom. Een hof veronderstelt afzondering. Het is geen open veld, ook geen wildernis, het is ommuurd of met een heg omsloten. Werd de muur des afscheidsels tussen de kerk en de wereld maar breder en sterker! Het is een treurige zaak, Christenen te horen zeggen: “waarlijk hierin steekt geen kwaad, en daarin is geen kwaad,” aldus de wereld zo nabij mogelijk komende. De genade moet op een zeer lage stand zijn in de ziel, die zelfs de vraag durft opperen, tot hoever zij gaan mag in gelijkvormigheid aan de wereld. Een hof is een plaats van schoonheid, verre overtreft hij de woeste onbebouwde landen. De ware Christen moet er zich op toeleggen in zijn levenswandel de strengste zedenkundige te overtreffen, omdat Christus’ hof de beste bloemen ter wereld behoorde voort te brengen. Zelfs het allerbeste is gering, bij hetgeen waarop Christus aanspraak heeft; laat ons Hem dan niet afschepen met verwelkte en mislukte planten. De meest buitengewone, de rijkste, de kostbaarste lelies en rozen behoren te bloeien in die plaats, die Jezus zijn eigendom noemt. De hof is ook een kweekplaats. De heiligen mogen niet achter blijven in ontwikkeling, steeds enkel knoppen en bloesems blijvende. Wij moeten toenemen in de genade en in de kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus. De groei mag niet achter blijven, waar Jezus de landman is, en de Heilige Geest de dauw van boven geeft. Een hof is een plaats van afzondering. Zo wil de Heere Jezus, dat wij onze zielen zullen bewaren als een plaats, waar Hij zichzelf kan openbaren, gelijk Hij niet doet aan de wereld. O! dat Christenen zich meer afzonderden, dat zij hun harten nauwkeurig bewaakten voor Christus! Wij bekommeren en verontrusten ons evenals Martha over vele dingen, zodat wij de plaats niet hebben voor Christus, die Maria had, noch aan zijn voeten zitten, zoals betaamt. De Heere schenke ons de liefelijke regenstromen van zijn genade, om heden zijn hof te besproeien.