Landerijen kunnen zo nu en dan onder water lopen, maar de drassige gebieden (marschen) worden steeds weer door het terugkerende tij overstroomt. Dit verschil is er ook tussen de zonden van de rechtvaardigen en die van de goddelozen. Overvallen door verzoeking, worden de ware heiligen overstroomd met een voorbijgaande uitbarsting van zonde; maar de goddelozen verlustigen zich in overtreding en leven daarin als in hun element. De gelovige is in zijn dwalingen als een ster onder een wolk, maar de zondaar is de duisternis zelf. De genadige kan in ongerechtigheid vallen, maar de genadeloze loopt erin, wentelt zich erin, en keert er steeds weer in terug.