DAVID nu zeide in zijn hart: Nu zal ik een der dagen door Sauls hand omkomen; mij is niet beter dan dat ik haastelijk ontkome in het land der Filistijnen, opdat Saul van mij de hoop verlieze, om mij meer te zoeken in de ganse landpale Israëls; zo zal ik ontkomen uit zijn hand. 1 Samuel 27:1
De gedachte die in die tijd in David’s hart opkwam was een valse gedachte. David had geen reden om te denken dat Gods zalving, die door Samuel geschied was, bedoeld was om als een lege onbeduidende daad achtergelaten te worden. De Heere had Zijn dienaar nooit in de steek gelaten; hij was heel vaak in gevaarlijke posities geplaatst, maar er was geen enkel geval geweest waarin de Goddelijke voorspraak hem niet had verlost. De beproevingen waaraan hij was blootgesteld waren gevarieerd en veel, maar in alle gevallen had Hij, die de beproeving stuurde, ook genadig een ontsnappingsweg gegeven. David kon zijn vinger niet leggen op een of andere bladzijde in zijn dagboek en zeggen: “Hier is het bewijs dat de Heere mij in de steek zal laten,” want alles in zijn leven bewees het tegendeel. Hij had moeten denken aan wat God voor hem had gedaan, dat God nog steeds zijn Beschermer zou zijn. Maar twijfelen wij ook niet vaak aan Gods hulp? Wantrouwen wij Hem ook niet dikwijls? Hebben we ooit een reden gehad om aan de goedheid van onze Vader te twijfelen? Is Zijn liefdevolle vriendelijkheid niet overweldigend geweest? Heeft Hij ooit gefaald om ons wantrouwen te rechtvaardigen? Ach, nee! Onze God heeft ons nooit verlaten. We hebben donkere nachten gehad, maar de ster van de liefde heeft in die donkerheid geschenen; we zijn in hevige conflicten geweest, maar boven ons hoofd heeft Hij het schild van onze verdediging omhoog gehouden. We hebben vele beproevingen meegemaakt, maar nooit ten nadele van ons, altijd in ons voordeel; en de conclusie uit onze ervaringen uit het verleden is, dat Hij die met ons in zes moeilijkheden is geweest, ons in de zevende plaats niet in de steek zal laten. Wat we van onze trouwe God hebben gehoord, bewijst dat Hij ons tot het einde toe zal behouden. Laten we dus geen slechte gedachten over Hem toelaten. Wat doen we Hem en onszelf tekort door zo aan onze God te twijfelen.