Mijn ogen zullen zijn op de getrouwen in het land, dat zij bij mij zitten; die in den oprechten weg wandelt, die zal mij dienen. Psalm 101:6
Als David zo sprak, kunnen we er zeker van zijn dat de Zoon van David er hetzelfde over denkt. Jezus kijkt uit naar getrouwe mannen, en Hij stelt Zijn ogen op hen, om hen te observeren, hen vooruit te helpen, hen aan te moedigen en hen te belonen. Laat de oprechte mens niet denken dat hij over het hoofd gezien wordt. De Koning Zelf heeft Zijn oog op hem. Er zijn twee resultaten van deze koninklijke kennisgeving. Eerst lezen we: “dat zij bij mij zitten.” Jezus brengt de gelovigen in Zijn huis, Hij zet ze in Zijn paleis, Hij maakt hen Zijn metgezellen, Hij geniet van hun gezelschap. Wij moeten oprecht zijn voor onze Heere, dan zal Hij Zich voor ons openbaren. Wanneer onze trouw ons het meest kost, zal zij het beste beloond worden. Hoe vuriger de mensen ons afwijzen, des te vreugdevoller zal onze Heere ons ontvangen. Vervolgens zegt hij van de oprechte man: “die zal mij dienen.” Jezus zal voor Zijn eigen glorie gebruik maken van degenen die sluwe listen verachten en getrouw zijn aan Hem, Zijn Woord en Zijn kruis. Deze zullen zijn in Zijn koninklijke vertrek, de vereerde dienaren van Zijn Majesteit. Gemeenschap en dienstbaarheid zijn het loon der getrouwheid. Heere, maak me getrouw, dat ik bij U kan wonen en U mag dienen.