Wij worden behouden door het geloof, niet door het gevoel, nochtans is er een even nauw verband tussen heilig geloof en geheiligd gevoel als tussen de steel en de bloem. Het geloof is bestendig als de steel, die steeds in de grond geworteld blijft; het gevoel is veranderlijk en heeft zijn verschillende tijden – uit de bloembol verrijst niet altijd een groene steel, nog minder draagt zij altijd een kroon van bloemen. Het geloof is de boom, de eigenlijke boom; ons gevoel is het kleed, waarin de boom zich in verschillende jaargetijden vertoont. Soms is onze ziel vol bloesems en bloemen, en gonzen de bijen er vrolijk, in ons hart haar honing verzamelende. Dan getuigt ons gevoel van het leven van het geloof, zoals de knoppen in de lente getuigen dat de boom leeft. Misschien neemt ons gevoel nog in kracht toe, maar wellicht beginnen wij na zo’n zomer van genot te verdorren als de gele herfstbladeren; ja soms kan de winter van de vertwijfeling en wanhoop ieder blad van de boom laten afvallen en daar staat dan ons arm geloof als een ontbladerde stam zonder tekenen van bloei. En toch, zolang de boom van het geloof staat, zijn wij behouden. Of het geloof bloeit of niet, zolang het maar aanwezig is, zijn wij behouden. Toch zouden wij ernstige reden hebben het leven van het geloof te wantrouwen, als het soms niet bloesems van de blijdschap en vruchten van de heiligheid voortbracht.