Een preek uitgesproken op 9 november 1884, door C.H. Spurgeon, in The Metropolitan Tabernacle, Newington.
Het geschiedde nu, als men het spijsoffer offerde, dat de profeet Elia naderde, en zeide: Heere, God van Abraham, Izak en Israël, dat het heden bekend worde, dat Gij God in Israël zijt, en ik Uw knecht; en dat ik al deze dingen naar Uw woord gedaan heb. 1 Koningen 18:36
De daden van Elia waren heel bijzonder. Vanaf de schepping van de wereld was het niet voorgekomen dat een man de deuren van de regen gedurende drie jaren sloot. Toch komt Elia plotseling in beeld, kondigt het gericht van de Heere aan en verdwijnt dan weer voor een tijd uit beeld. Als hij terugkomt, op Gods bevel, beveelt hij Achab de Baalpriesters bijeen te verzamelen en de proef op de som te nemen of Baal God is of de Heere. Runderen moeten worden geslacht en op het altaar gelegd zonder vuur. De God die door vuur zal antwoorden, zal de ware en levende God zijn, de God van Israël. Wij kunnen ons afvragen welk recht de profeet had om de wolken te laten inhouden, of Gods eer zo op de proef te stellen. Stel je toch eens voor dat de Heere hem niet met vuur had willen antwoorden.
Had hij het recht om de heerlijkheid van de Heere afhankelijk te maken van zijn eigen voorstellen? Het antwoord is dat hij al deze dingen gedaan had naar Gods woord. Het was geen eigen idee van hem om het volk te treffen met een droogte. Het was geen zelfbedacht plan, dat hij de godheid van Baal of de Heere zou testen met een offer dat door vuur verteerd zou worden. O nee! Als u het leven van Elia doorleest, zult u zien dat iedere stap van hem wordt voorafgegaan door “het woord des Heeren kwam tot Elia, de Thisbiet.” Hij handelt nooit op eigen houtje.
Hij handelt naar de goddelijke wil en hij spreekt naar het goddelijk onderwijs. En hij pleit bij de Allerhoogste: “Ik heb alle dingen gedaan naar Uw woord, laat het weten dat het zo is.” Daaruit blijkt de voortreffelijkheid van Elia’s karakter. Hij is geen man van overmoedige waaghalzerij, maar iemand met een vaste geest. Geloof in de vorm van ware wijsheid: een kinderlijk vertrouwen in het woord van God is de hoogste vorm van van gezond verstand. Het geloof in God is ware wijsheid, maar dwazen zullen erom lachen. Wijze mensen weten dat u uw vertrouwen moet stellen op iets dat zeker waar is. U gelooft zeker het liefste iets dat niet fout kan zijn?
Zo had Elia geloofd en hij had gehandeld naar dat geloof en nu is het heel natuurlijk dat hij verwacht dat wat hij gezegd en gedaan heeft ook uitkomt. Een ambassadeur verwacht nooit dat zijn handelingen zullen worden ingetrokken door zijn koning. Als een man u vertegenwoordigt en doet wat u hem opdraagt, dan ligt de verantwoordelijkheid voor zijn optreden bij u en moet u hem steunen. Het zou afschuwelijk zijn als u hem in de kou liet staan wanneer hij naar de letter had voldaan aan uw opdracht.
Zo is God in ieder geval niet. Als wij Hem maar vertrouwen, zoals Hij ons opdraagt, dan helpt Hij ons erdoor, ook al verzetten aarde en hel zich daartegen. Hij zal ons nooit in de steek laten. Het kan zijn dat Hij ons vandaag of morgen niet helpt. Maar zo zeker als de Heere leeft, de tijd komt dat degene die op Hem vertrouwt de vreugde van dat vertrouwen zal smaken. Ik zie in Elia’s pleidooi een goede grond voor gebed voor ware gelovigen. Degenen die niet hebben gehandeld naar Gods woord hebben hier iets om te overdenken.
I. Een stevige grond voor ons gebed. U bent een dienaar van Christus of een arbeider voor de zaak van Christus en u predikt al jaren het evangelie met veel tranen en gebeden. U gebruikt alle middelen die Christus heeft ingesteld. U vraagt zich af: ”Mag ik ook vrucht verwachten op mijn arbeid?” Natuurlijk mag dat. U bent niet zomaar op pad gestuurd. U bent niet uitgezonden om dood zaad uit te strooien dat nooit zal opkomen. Maar als die angst u zwaar op het hart ligt, ga dan naar de troon der genade en laat dit één van uw argumenten zijn: “Heere, ik heb gehandeld naar Uw woord.
Laat het nu zichtbaar worden dat dat zo is. Ik heb Uw woord gepredikt en U hebt gezegd: “Het zal niet ledig tot mij weerkeren”. Ik heb voor deze mensen gebeden en U hebt gezegd: “Een vurig gebed van een rechtvaardige vermag veel”. Laat dat nu gezien worden.” Als u een leraar bent, kunt u zeggen: “Ik heb mijn kinderen in het gebed voor U gebracht en ik ben verder gegaan hen naar Uw woord te onderwijzen in de weg van de zaligheid. Nu dan, Heere, ik vraag U in waarheid of U mijn onderwijs wilt rechtvaardigen en mijn verwachting dat mijn kinderen behouden worden door U, door de Heere Jezus Christus Uw zoon, uitkomt”. Begrijpt u dat u hier een goed argument hebt, als de Heere u aan het werk heeft gezet?
Door die opdracht heeft Hij Zichzelf als het ware als steun aan uw prediking verbonden. Als u met heilige ijver en zorgvuldigheid al deze dingen naar Zijn woord hebt gedaan, dan mag u ook met zekerheid naar de troon der genade gaan en tegen Hem zeggen: “Er staat: Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. Dat is wat ik gedaan heb. Ik verwacht een oogst met korenschoven. U hebt gezegd: ‘Werp uw brood uit op het water en gij zult het vinden na vele dagen.’ Dat is wat ik gedaan heb. Daarom vraag ik U: vervul Uw belofte aan mij.” Op deze manier mag u bij de Heere pleiten met dezelfde vrijmoedigheid als die van Elia toen hij tegenover het hele volk stond: “Laat iedereen vandaag weten dat U de God van Israël bent en dat ik al deze dingen naar Uw woord gedaan heb. “Ik wil dit onderwijs meteen maar toepassen op de hele kerk.
”Ik ben bang dat veel kerken niet in bloeiende staat verkeren. Het kerkbezoek is sterk afgenomen, de kerken gaan achteruit, de doordeweekse gebedsdiensten worden matig bezocht en het geestelijk leven kwijnt. Als ik een kerk in die toestand zie, dan denk ik toch dat die kerk tot God mag zeggen: “Wij hebben alle dingen gedaan naar Uw woord” en ik verwacht dat die kerk dan spoedig zal opleven in antwoord op dat gebed. Maar ik vrees dat de reden dat sommige kerken niet bloeien is dat zij niet naar Gods woord gehandeld hebben. Zij maken zich geen zorgen om er achter te komen wat Gods Woord zegt. Zij leggen de norm bij een ander boek. Een mens is hun leider en wetgever, in plaats van het geïnspireerde Woord van God. Sommige kerken doen weinig tot niets voor de bekering van zondaren.
Maar iedereen, in elke kerk, die voor God komt en kan zeggen: “Heere, wij hadden onder ons de prediking van het evangelie, wij hebben ernstig gebeden om de zegen, wij waren bijeen verzameld rond uw dienaar en we hebben Hem hooggehouden in het gebed en het geloof. Als individuele kerkleden hebben wij ons best gedaan om onze taken op ons te nemen, we zijn uitgegaan om zielen tot U te brengen en we hebben een godzalig leven geleid met de hulp van uw genade, laat daarom Uw zaak gezegend zijn”, voert een goed pleidooi. Iedere kerk die in Christus’ wegen wandelt, gehoorzaamt aan Zijn leer en vervuld is met de Geest van Christus, zal voorspoed ervaren. Ik zou alle kerkleden die nu in armoedige geestelijke omstandigheden verkeren, willen oproepen erop toe te zien dat alle dingen volgens Gods Woord gebeuren om dan in heilig vertrouwen te wachten op de uitkomst.
Het vuur van de hemel moet komen: de zegen kan niet worden achtergehouden.” Ditzelfde principe kunnen wij ook toepassen op iedere individuele gelovige, die in moeilijkheden verkeert omdat hij of zij het goede heeft gedaan. Het gebeurt vaker dat een mens denkt: “Ik zou daar veel geld aan kunnen verdienen, maar het mag niet. Ik moet er verkeerde dingen voor doen. Zo’n situatie doet zich nu voor, maar ik krijg mijn geweten niet mee om het nu te doen. Ik kan beter lijden dan dingen doen die wijfelachtig zijn”. Het kan zelfs zijn dat u door gehoorzaamheid aan God direct in de problemen bent gekomen. Dan mag u vooral uw zaak aan de Heere voorleggen. “Heere, ik heb al deze dingen naar Uw Woord gedaan en U heeft gezegd: ‘Ik zal u niet begeven, Ik zal u niet verlaten’. Ik smeek U, kom tussenbeide.”
God zal op één of andere manier voor u in een oplossing voorzien. Als Hij wil dat u de verzoeking verder doorstaat, zal Hij u kracht geven die te dragen. Maar het kan ook zijn dat Hij u na de beproeving uit het vuur tevoorschijn zal brengen als gelouterd goud. Ik wil dit ook toepassen op de zondaar die zoekende is.U wilt graag gered worden. U luistert naar het Woord. Uw hart zegt: “Laat mij weten wat deze redding is en hoe ik daar deel aan krijg, want ik wil het hebben, wat er ook in de weg staat.” U hebt gehoord dat Jezus zegt: “Strijd om in te gaan door de nauwe poort.” Er staat: “Werkt niet om de spijs die vergaat, maar voor de spijs die het eeuwige leven verduurt.” U wilt ingaan voor de enge poort. Welnu, luister: u kunt de hemel niet verdienen door uw daden, als een soort verdienste. Het is niet mogelijk zelf iets te verdienen, want u hebt gezondigd en bent al veroordeeld. Maar God heeft wegen uitgezet waarlangs Hij u wil ontmoeten en zegenen. Heeft u deze wegen gevolgd? Dan zal Hij u niet laten staan.
Er staat geschreven: “Hij die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden.” Kunt u tot God komen en zeggen: “Ik heb geloofd en ben gedoopt?”. Dan heeft u goede grond om voor te pleiten. “Die zijn zonden belijdt en laat, die zal barmhartigheid geschieden.” Als u ze hebt beleden en weggedaan, kunt u aanspraak maken op de belofte van God en tot Hem zeggen: “Heere, vervul het woord aan uw knecht, waarop Gij mij verwachting hebt gegeven. Er is geen verdienste in mijn hoop, mijn bekering, mijn geloof of het verlaten van de zonde. Toch, omdat U Uw belofte aan deze zaken verbonden hebt en ik daarin gehoorzaam ben geweest, kom ik tot U en zeg: “Bewijs nu Uw waarheid, want ik heb al deze dingen naar Uw woord gedaan.”” Er zal geen zondaar zijn die tot God komt en zal zeggen: “Ik heb op U vertrouwd zoals U bevolen heeft en toch ga ik verloren”. Dat is onmogelijk. Als u verloren gaat, is uw bloed op uw eigen hoofd. Maar u zult voor de verdoemenis van uw ziel de schuld niet aan God kunnen geven. Hij is niet fout, u bent dat. Wij hebben nu gezien hoe dit principe van pleiten kan worden toegepast in het gebed: “Ik heb deze dingen naar Uw woord gedaan, daarom, Heere, doe nu zoals U gesproken hebt.”
II. Wij willen dit nog eens nader bezien, maar nu vanuit uw eigen gezichtspunt, als u bij uzelf nagaat of u deze dingen wel of niet gedaan heeft naar Gods Woord.
”Ten eerste, laat iedere arbeiderdie geen goed resultaat van zijn arbeid ziet, zich deze vraag eens stellen: Hebt u al deze dingen gedaan naar Gods Woord? Kom. Hebt u het evangelie gepreekt? Was het wel het evangelie? Was het Christus die u predikte, of alleen maar iets over Christus? Kom. Gaf u de mensen brood, of gaf u ze borden om het brood op te leggen en messen om het mee te snijden? Gaf u hun te drinken, of gaf u hun de beker waaruit ze zouden kunnen drinken? Sommige preken zijn niet het Evangelie. Het is als het mes dat naar de kaas ruikt, maar het is niet de kaas zelf. Let daar op.
Als u het Evangelie bracht, heeft u het dan goed gebracht? Heeft u het met liefde, ernstig, duidelijk gebracht? Als u spreekt in een deftige taal met veel moeilijke woorden, begrijpen de gewone mensen niet wat het wil zeggen. U kunt niet verwachten dat God u zegent tenzij u het Evangelie op een eenvoudige manier brengt. Heeft u het woord gepreekt met liefde, met heel uw hart, uzelf erin geworpen alsof de bekering van uw toehoorders uw eigen hart betrof? Heeft u vooraf ook gebeden?” Komt u de kansel op zonder dat uw gebeden eraan vooraf zijn gegaan? Komt u ook zonder gebed weer naar beneden? Geeft u ook catechisatie zonder te bidden? Als dat zo is, heeft u niet gevraagd om de zegen en is het geen wonder dat die ook niet gekomen is.
Andere vraag: ”Is uw gedrag een voorbeeld dat uw leer ondersteunt? Broeders, hebben wij geleefd zoals wij hebben gepredikt? Zusters, leeft u zoals u het op de zondagsschool de kinderen voorhoudt? Dat zijn vragen die we moeten beantwoorden, anders zou God ons misschien antwoorden: “Nee, u hebt niet naar Mijn Woord gedaan. Het was niet mijn evangelie dat u predikte. U was een denker, u hebt uw eigen gedachten gedacht. Ik heb nooit beloofd om uw gedachten te zegenen, maar alleen mijn geopenbaarde waarheid.
U sprak zonder liefde. U probeerde uzelf te verheerlijken door uw redenaarskunst. U gaf er verder weinig om of er zielen werden gered of niet.” Veronderstel dat God naar u wijst en zegt: “Uw gedrag was in tegenspraak met wat u leerde.” Wat heeft u dan om in het gebed voor te pleiten? Kom, laten wij ons gedrag veranderen. Laten wij trachten tot de hoogste trap van gehoorzaamheid te komen met de hulp van Gods Geest. Niet dat we succes kunnen verdienen, maar we kunnen het vragen als we handelen naar Gods voorschriften. Paulus plant, Apollos maakt nat, maar God laat het groeien. ”Wij wenden ons nu tot de kerk. Een bepaalde kerk bloeit niet. Ik zou wel wensen dat iedere kerk deze vraag eens aan al haar leden stelt: “Erkennen wij als kerk Jezus Christus wel als ons Hoofd? Erkennen wij het Boek met Instellingen van Christus wel? Alleen dit Boek maakt onze religie uit. Zoeken wij als kerk de eer van God? Is dat ons belangrijkste en enige doel? Werken wij wel aan de mensen bij ons in de buurt die gered moeten worden? Benut u elk schriftuurlijk middel om hen te bereiken? Zijn wij heilige mensen? Doen wij alles ter ere van God? Bidden wij veel?
Helaas, hoeveel gemeenten geven hun gebedsbijeenkomsten in de week niet op omdat er niemand is om te bidden. Hoe kunnen zij zegen verwachten? Zijn wij eendrachtig? Broeders, het is vreselijk als kerkleden kwaad van elkaar spreken, over elkaar roddelen, alsof zij vijanden zijn in plaats van vrienden. Kan God zo’n kerk zegenen? Laten wij het kamp doorzoeken op zo’n Achan in ons midden, die de handen van de Almachtige bindt zodat Hij niet kan vechten voor Zijn volk. Laat elke kerk zich in deze zaak onderzoeken.”
Nu wil ik nog het woord richten tot christenen die in moeilijkheden zijn geraakt omdat zij God dienen. Ik vraag hun: “Bent u er zeker van dat u God in uw zaak gediend hebt?” U weet dat er mensen zijn die al hun grillen en merkwaardige gedragingen voor Gods wil houden. Sommige mensen zijn koppig en kunnen niet verdragen dat iedereen zijn brood in deze wereld moet verdienen. Als u een muilezel bent die met een stok aan het werk geslagen moet worden, dan vrees ik dat het zo moet zijn. Wees zo sterk als een Puritein tegen alles wat verkeerd is, maar wees soepel en onbaatzuchtig als het zaken betreft waar u uzelf moet verloochenen. God leidt ons door veel tegenstand heen. Maar als u ruzie zoekt om zelfzuchtige redenen, moet u het ook zelf uitzoeken. Er is veel verschil tussen domweg koppig zijn en standvastig zijn. Standvastigheid is een vasthouden aan de waarheid in Gods Woord, maar vasthouden aan vreemde ideeën in uw hoofd is heel iets anders. Sommige mensen zijn heel gewetensvol in bepaalde dingen, maar hun geweten is niet in alle opzichten ontwikkeld.
Sommigen letten goed op dat zij niet te weinig krijgen, maar zij letten helemaal niet op of zij niet te weinig geven. Sommigen zijn heel stipt in het rusten op de Sabbat, maar met de andere helft van het gebod “zes dagen zult gij arbeiden” nemen ze het niet zo nauw. Ik houd van een geweten dat eerlijk en onpartijdig werkt. Als uw geweten het laat afweten als uw eigen gewin of plezier in het geding is, zal de wereld er schande van spreken. En, wees eerlijk, daar hebben ze nog gelijk in ook. Maar als u door gewetensvol gedrag moet lijden, dan zal God u helpen. Zie erop toe dat uw geweten verlicht wordt door Gods Geest. Tot besluit wil ik mij richten tot de zondaar die op zoek is. Sommigen willen graag vrede vinden, maar zij kunnen er niet bij. Laten wij eens bezien of zij niet nalatig zijn in bepaalde opzichten, zodat zij niet met Elia kunnen spreken: “Ik heb gedaan naar Uw woorden.”
Moet ik nog uitleggen dat u niet door uw werken zalig wordt? De zaligheid is een vrije gave van God. Maar hier zit het punt. God vergeeft de zondaar en geeft hem vrede in zijn hart langs bepaalde wegen. Bent u wel op Zijn weg? Als dat zo is, hebt u vrede in uw hart. Als u die vrede niet hebt, is er iets wat u weglaat. In de eerste plaats is daar het geloof. Gelooft u dat Jezus Christus de Zoon van God is? Gelooft u dat Hij is opgestaan uit de dood? Heeft u uzelf al helemaal en hartelijk aan Hem toevertrouwd? Dan staat er voor u: “Die in Hem gelooft zal het eeuwige leven hebben.” Pleit daarop.
“Ik heb geen vrede”, zegt iemand. Heeft u zich wel oprecht van uw zonden afgekeerd? Is uw geest afgekeerd van de zonde, zodat u de dingen waar u vroeger van genoot nu bent gaan haten en omgekeerd de dingen waar u vroeger een afkeer van had, nu met liefde doet? Is daar een hartelijke walging van de zonde en een wegdoen daarvan? Houd uzelf niet voor de gek. U kunt niet behouden worden als u nog in zonde leeft. U wordt gered van uw zonden. U en uw zonden moeten van elkaar scheiden, anders wordt u niet met Christus samengevoegd. Let daar op. Werk eraan om iedere zonde op te geven en u van uw verkeerde wegen af te wenden, anders is uw geloof dood en zal het u niet helpen. Het kan zijn dat u iemand hebt misdaan en het nooit hebt goedgemaakt.
De opwekkingsprediker Moody deed veel goeds toen hij de mensen opriep om hun foute gedrag goed te maken. Als we iemand iets hebben aangedaan, moeten we het ook weer goedmaken. Als we iets gestolen hebben, moeten we dat terugbrengen, om maar een voorbeeld te noemen. Een mens kan geen vrede in zijn geweten hebben als hij niet zijn best heeft gedaan zijn verkeerde daden tegenover zijn medemens recht te zetten. Het kan ook zijn, mijn vriend, dat u uw gebedsleven verwaarloost. In het gebed kunt u de Heere vinden. In het gebed zoeken we Hem. Als we niet zoeken, hoe zullen we dan vinden? Als u bijna niet bidt, kunt u ook niet zeggen: “Al deze dingen heb ik naar Uw Woord gedaan.” Moge de Heere u opwekken om krachtig te gaan bidden en Hem niet te laten gaan, tenzij Hij u zegent! Door Hem te verwachten zou u wel eens de vrede in uw ziel kunnen vinden waar u naar op zoek was.
Het is ook nog mogelijk dat u een belijdend en gelovig christen bent, maar dat u geen vrede hebt omdat u omgaat met goddeloze mensen. U doet mee met hun dwaasheden, hun amusement. U kunt niet God dienen en de Mammon. Zo zegt de Heere: “Ga uit van hen; wees een afgezonderd volk; raak niet aan het onheilige en Ik zal u een vader zijn en gij zult Mij zijn tot zonen en dochteren, zegt de Heere, de Almachtige.” Ik ken een man, die nu hier zit. Ik denk aan hem, want ik weet dat het enige dat hem van Christus afhoudt het gezelschap is waarin hij verkeert.
Ik zeg niet dat het gezelschap op zichzelf slecht is, maar voor hem is het slecht. Er kunnen dingen zijn die op zichzelf niet slecht zijn, maar als ze voor mij slecht zijn, moet ik ze opgeven. Wij worden niet slechts opgeroepen om wratten en uitgroeisels af te snijden, nee, Jezus heeft het over de rechterarm en het uittrekken van goed werkende ogen – op zichzelf hele goede dingen – als het voor ons struikelblokken zijn om bij Christus te komen. Wat kan er in de wereld zijn dat het waard is om mijn ziel te verliezen? Weg ermee! Dingen die voor een ander toegestaan zijn, kunnen voor mij schadelijk zijn.
Er zijn veel dingen die voor grote aantallen mensen niet schadelijk zijn, maar voor anderen zijn het de gevaarlijkste dingen die ze kunnen tegenkomen. Die mensen moeten zulke dingen dus vermijden. Wees uzelf tot wet en blijf uit de buurt van alle dingen die u van uw Zaligmaker afhouden. Misschien zegt u nu wel: “Voorzover ik weet heb ik geen slechte vriendschappen. Ik probeeer de Heere te volgen.” Laat mij u recht op de man af vragen: “Gehoorzaamt u Jezus in alles?” Als u wilt dat Christus uw Heiland is, moet U hem als Koning van uw leven accepteren. Hij zegt: “Die gelooft zal hebben en gedoopt zal zijn”. Zal de doop mij redden? Zeker niet, want u hebt geen recht gedoopt te worden voordat u gered bent door het geloof in Jezus Christus.
Maar bedenk, Christus geeft die opdracht en als u Hem als koning in uw leven aanvaardt, moet u ook gehoorzamen. Hoe minder belangrijk een gebod soms lijkt, des te meer hangt ervan af het te gehoorzamen. Ik heb een opstandige jongen gezien. Zijn vader zei tegen hem: “Jongen, raap die stok op!” Het is niet zo belangrijk in het leven om een stok op te rapen, dus de jongen weigerde koppig. Zijn vader vroeg het nog eens, maar de jongen bleef weigeren. Als het nu iets was geweest wat buiten zijn macht had gelegen om te doen, zou de opstandigheid van de jongen niet zo zichtbaar zijn geweest als nu hij eenvoudig de stok had kunnen oprapen. Het was maar een kleinigheid en toch weigert hij het. Daarom wil ik benadrukken dat u Jezus Christus gehoorzaamt op Zijn Woord. Zeg: “Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?” Ik denk hier aan het gedicht van Alfred Lord Tennyson over de Britse soldaten die ten aanval gingen in Balaclava:
”Yours not to reason why;
Yours but to do and die ”
Het komt u niet toe te vragen waarom, maar u moet het uitvoeren en er desnoods voor sterven, als Jezus daartoe roept. Het soort geloof dat van meetaf aan roept: “Ik wil dit niet doen, het is niet van wezenlijk belang” en verder gaat met: “Hier ben ik het niet mee eens en daarmee niet,” is geen geloof. In dat geval bent u de meester en niet Christus. In Gods eigen huis begint u zijn opdrachten al te veranderen. Nu denkt iemand: ”Ik ben al gedoopt, toen ik een klein kind was.” O ja? Wij behoren de geboden van Christus te doen in de volgorde waarin Hij ze noemt. Wij behoren eenvoudigweg te gehoorzamen, dan ontdekken we dat Christus geloven hetzelfde is als Christus gehoorzamen. Vaak staat er in de Schrift een woord dat vertaald is met “geloof’, waar we ook zouden kunnen lezen “gehoorzaam”. Hij is de auteur van de zaligheid van hen die Hem gehoorzamen, dat wil zeggen die in Hem geloven. Vertrouw op Hem met geheel uw hart en gehoorzaam Hem met vreugde. U kunt dan op uw sterfbed tot Hem gaan en zeggen: “Heere, ik heb al deze dingen naar Uw Woord gedaan. Ik maak geen aanspraak op verdienste, maar ik wil U houden aan uw genadige belofte aan mij, want U komt nooit terug op een woord dat U gesproken hebt.”
God zegene u, geliefden, om Christus’ wil.
Amen