Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Morgen”
Geef de HEERE de eer van Zijn Naam. Psalm 29 vers 2
Gods roem is het gevolg van Zijn natuur en van Zijn daden. Hij heeft een volmaakt karakter; er is zoveel heiligs, goeds en liefdevol in God, dat Hij wel volmaakt moet zijn. De daden die het gevolg zijn van dit karakter, zijn ook volmaakt. Een onderdeel van Zijn wil is ook dat Zijn schepselen Zijn Godheid, genade en rechtvaardigheid zullen bekendmaken. Toch is Hem er alles aan gelegen dat Hem alleen daar de eer van zal krijgen. Er is niets in ons waarop wij ons kunnen laten voorstaan; want wat maakt onderscheid tussen ons en anderen? Wat hebben wij, dat wij niet ontvingen van de God van alle genade? We moeten er daarom nauwkeurig op letten dat wij ootmoedig wandelen met onze God. Als wij onszelf verheffen, doen we een aanslag op de Allerhoogste. Er kan er maar Eén verheerlijkt worden in dit heelal! Verheft een insect zich tegen de zon, die het koesterde? Verheft een potscherf zich tegen de maker die haar vormgaf? Verzet het stof zich tegen de wind? Strijden de waterdruppels in de oceaan met de storm? ‘Geef de HEERE, rechtvaardigen, geef de HEERE de eer van Zijn Naam!’ Het is misschien wel een van de moeilijkste worstelingen in het leven van een christen om te leren: ‘Niet ons, HEERE, niet ons, maar geef Uw Naam eer!’ Het is een les die God ons steeds leert,en vaak door heel moeilijke omstandigheden heen. Als een christen in een opwelling van trots begint te zeggen: ‘Ik kan alle dingen’, zonder er aan toe te voegen: ‘door Christus, Die mij kracht geeft’, zal het niet lang duren voor hij moet zuchten: ‘Ik kan niets!’ Als wij iets voor de Heere doen, en Hij zo genadig is dat Hij ons werk wil aannemen, laten we onze kroon dan aan Zijn voeten werpen, en het uitroepen: ‘Niet ik, maar de genade van God, die met mij was!’