Met heel mijn ziel verlang ik naar U in de nacht. Jesaja 26:9
U zegt, als ik een kind van God was, zou dit mij niet overkomen.’ Zeg dat toch niet, u die in de duisternis wandelt. De beste onder Gods heiligen maken hun nacht mee. De meest geliefden onder Zijn kinderen moeten door een woeste wildernis wandelen. Er is geen christen die voortdurend geluk genoten heeft, er is geen gelovige die altijd een lied van blijdschap kan zingen. Niet elke leeuwerik kan altijd zingen en niet elke ster kan altijd gezien worden en niet elke christen is altijd gelukkig. Misschien gaf de Koning van de heiligen u een tijd van grote vreugde omdat u een onbehouwen rekruut was en omdat Hij u niet in het zwaarste gedeelte van de strijd wilde plaatsen toen u nog maar net dienst in Zijn leger had genomen. U was een teer plantje en Hij verzorgde u in een broeikas totdat u slecht weer kon verdragen. U was een jong kind, en daarom wikkelde Hij u in bont en kleedde Hij u in de zachtste mantel. Nu bent u echter sterk geworden en is de zaak anders. Vakantie in Capua-’ past Romeinse soldaten niet en vakantie hoort ook niet bij christenen. Wij hebben wolken en duisternis nodig om ons geloof te oefenen, om de onafhankelijkheid af te leren en om te maken dat we meer op Christus vertrouwen en minder op bewijs, minder op ervaring, minder op gemoedstoestanden en gevoelens. De besten onder Gods kinderen maken de nacht mee. Ik herhaal dat maar opnieuw, om hen te troosten die lijden aan een neerslachtige geest.