Ziet, zij zullen zijn als stoppelen, het vuur zal ze verbranden, zij zullen zichzelven niet kunnen rukken uit de macht der vlam; het zal geen kool zijn om bij te warmen, geen vuur om daarvoor neder te zitten. Jesaja 47:14
In de Schrift wordt er soms van de komende toorn gesproken als van de tweede dood. Stel je iemand voor die sterft, hij sterft van de pijn. Dan wordt hij weer opgewekt om weer te sterven. Zo sterft hij voortdurend terwijl hij toch leeft. Sterven en toch ademen. Vergaan en toch bestaan. Ontbonden zijn maar toch nog in het lichaam zijn. Dat, wat je nu voor je ziet is de Bijbelse weergave van de straf — “de tweede dood.” O ziel, er zijn geen woorden te vinden om de vreselijkheid hiervan ook maar voor een duizendste deel te verwoorden! Geen taal die door de meest ernstige profeet gesproken is, kan de enorme verschrikking van de komende toorn verwoorden. Ik weet dat mensen soms zeggen dat Gods predikers te hard zijn maar we kunnen niet hard genoeg spreken! We zeggen het nog eens, zelfs huilend, dat onze woorden het gevaar niet kunnen schilderen. We kunnen zelf het gevaar niet voelen zoals we zouden willen. Maar als onze lippen een taal vonden, als we konden spreken zoals we wel eens voelen dan zouden we tot u spreken tot u niet meer zou eten, drinken en slapen totdat u uw toevlucht in Jezus’ wonden gezocht en gevonden had! Maar we zijn zo zwak, of jullie hart is zo hard, dat we zijn als iemand die steentjes tegen een muur gooit, ze komen met dezelfde snelheid weer terug. Oh in plaats daarvan zouden we een boogschutter willen zijn die zijn pijlen tussen de verbindingen van je harnas schoot zodat je hart verwond zou worden door de pijlen van de Koning!