Engelen zijn voor mensen, zoals we weten, dikwijls boodschappers van Gods wil geweest. Ze hebben nooit enige tegenzin getoond, integendeel, het is hun tot vreugde om Gods tijding van de hemel naar de aarde te dragen. Zij hebben sympathie met de gevallen mensenkinderen, ja, zelfs met mensen die zwaar gezondigd hebben en afgedwaald zijn. Dat blijkt uit deze woorden ” Ik zeg ulieden, dat er alzo blijdschap zal zijn in den hemel over een zondaar, die zich bekeert, meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die de bekering niet van node hebben (Lukas 15:7).” Ze verblijven daarginds als het ware in vergulden boten, vrij van de storm en hebben medelijden met ons op deze arme zwaarbelaste aarde, heen en weer gedreven door de storm en niet getroost. Ik zie hen daarginds in de zee van glas vermengd met vuur. Ik hoor hun harpen en onophoudelijk stijgt hun muziek met vreugde naar de troon van de Allerhoogste. Nee, ze kijken niet met minachting op ons neer als arme bewoners van deze schemerige planeet. Integendeel, ze vinden het heerlijk om ons te zien als hun broeders, als hun mededienaren, want het zal de voleinding zijn van hun geluk wanneer we allemaal samenkomen in de Kerk van de Eerstgeborene. Dan zal het ontelbare gezelschap van engelen de door bloed gewassen menigte omringen.