Charles Haddon Spurgeon 14 juni 1883
Bijbeltekst: Lucas 24:47
Uit: Metropolitan Tabernacle Pulpit Volume 29
En in Zijn Naam moet onder alle volken bekering en vergeving van zonden gepredikt worden, te beginnen bij Jeruzalem. Lukas 24:47
De knechten van God hoefden het Evangelie niet zelf te bedenken, zoals sommige moderne leraars schijnen te doen. Ze hoefden zelfs hun werkwijze om het goede nieuws te verspreiden niet zelf uit te stippelen. Hun grote Meester vertelde hun wat ze moesten prediken en waar ze dat moesten te doen, en hoe en zelfs waar ze moesten beginnen. Er is nauwelijks ruimte voor ons eigen denken bij het gehoorzamen van de geboden van Christus. Maar de wereldse wijzen van tegenwoordig noemen degene die tevreden is om Jezus eenvoudigweg te volgen geen weldenkend mens. Ze noemen zichzelf weldenkend en gecultiveerd, alleen maar omdat ze hun eigen gedachten stellen tegenover die van God. Het zou goed zijn als ze zich het oude spreekwoord herinnerden: Laat een ander u prijzen en niet uw eigen lippen. Doorgaans zijn degenen die zichzelf intellectueel noemen geen mensen met een al te groot intellect. Grote geesten verkondigen hun eigen grootheid zelden. Maar deze pochers zijn er niet tevreden mee om ‘navolgers van God, als geliefde kinderen’ genoemd te worden (Ef. 5:1), want ze willen zelf een pad uitstippelen. Dat openbaart meer hun dwaasheid dan hun ontwikkeling. Als we echter precies doen wat onze Heere ons gebiedt, zullen we zien dat elk vermogen dat we bezitten wordt benut, zelfs al zijn we met tien talenten begiftigd. Onvoorwaardelijke gehoorzaamheid is niet onweldenkend. Integendeel, als we echt gehoorzaam willen zijn, vereist dat de betrokkenheid van zowel ons hart als ons verstand.
I. Als u Christus trouw wilt dienen, let er dan zorgvuldig op hoe Hij Zijn discipelen onderwees wat zij moeten prediken. We vinden verschillende beschrijvingen van het onderwerp van onze prediking, maar bij deze gelegenheid wordt die samengevat in twee dingen: bekering en vergeving van zonden. Ik ben blij dat ik in dit vers die ouderwetse deugd van bekering vindt. Dat werd altijd gepreekt, maar tegenwoordig is het ouderwets. Ons wordt zelfs gezegd dat we de betekenis van het woord ‘bekering’ altijd verkeerd hebben begrepen en dat het alleen maar ‘verandering van denken’ betekent, en niet meer.
Ik wilde dat de mensen die zo wijs zijn met hun Grieks iets meer van die taal kenden, want dan zouden ze niet zo snel zijn met hun onfeilbare uitspraken. Het is waar dat het woord een verandering van denken aanduidt, maar in het verband van de Schrift duidt het op een verandering van denken van een ongewone orde. Het is niet zoiets wisselvalligs als wat mensen bedoelen als ze het hebben over ‘op andere gedachten komen.’ Sommige mensen doen dat wel vijftig keer per dag. Nee, het gaat om een verandering van denken op een dieper niveau. Evangelische bekering is een verandering van denken van de meest radicale soort. Zo’n verandering wordt slechts gewerkt door de Geest van God. Wij willen bekering onderwijzen, gewoon ouderwetse bekering. En ik ken daar geen betere beschrijving van dan dit kinderversje:
Bekering is dat wij de dingen verlaten waarvan we altijd hielden en bewijzen dat we ernstig berouw hebben door ze nu niet meer te doen.
Laat iedereen begrijpen dat hij nooit vergeving van zonden zal krijgen zolang hij de zonde liefheeft. En als hij in de zonde blijft, kan hij er niet van worden vrijgesproken. Er moet een haten van de zonde zijn, een walging, een afkeren ervan. Anders wordt de zonde niet uitgewist. Het is onze plicht om bekering te prediken. ‘God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden van de onwetendheid, nu overal aan alle mensen dat zij zich moeten bekeren’ (Hand. 17:30). ‘Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden’ (Hand. 2:38). Wie gezondigd heeft, moet zich bekeren van de zonde. Dat is het minste wat hij doen kan. Hoe kan iemand God vragen om genade terwijl hij in de zonde blijft?
We moeten verkondigen dat bekering aanvaard wordt. In zichzelf is er in bekering niets wat Gods gunst verdient, maar omdat de Heere Jezus Christus is gekomen, lezen we dat wie zijn zonden belijdt en
nalaat, barmhartigheid zal verkrijgen (Spr. 28:13). God aanvaardt bekering omwille van Zijn lieve Zoon. Hij glimlacht naar een berouwvolle zondaar en neemt zijn overtredingen weg. Dit moeten we op elke plek bekendmaken.
We moeten ook de motieven voor bekering preken. Mensen moeten zich niet slechts uit vrees voor de hel bekeren, maar ze moeten zich bekeren van de zonde zelf. Elke dief heeft spijt als hij de gevangenis in moet. Elke moordenaar heeft spijt als hij de hete adem van de recherche in zijn nek voelt. Een zondaar moet zich niet bekeren omdat God de zonde straft, maar omdat zonde zonde tegen een vergevend God is, zonde tegen een bloedende Zaligmaker, zonde tegen een heilige wet, zonde tegen een teer Evangelie. De echte boeteling bekeert zich van zonde tegen God en dat zou hij zelfs doen als er geen straf was. Als hij vergeven is, bekeert hij zich nog meer dan ooit van de zonde, want dan ziet hij des te duidelijker hoe slecht het is om zo’n genadige God te beledigen.
Wij moeten een voortdurende bekering prediken. Bekering is geen genade die slechts voor een week of zo door ons beoefend wordt aan het begin van onze christelijke loopbaan. Bekering vergezelt ons de hele weg naar de hemel. Geloof en bekering zijn onafscheidelijke vrienden gedurende onze reis naar de heerlijkheid. Bekering van onze zonde en vertrouwen in de grote Zondedrager zetten de toon in ons leven. We moeten de mensen prediken dat het zo behoort te zijn.
We moeten hun vertellen wat de bron van bekering is, namelijk dat de Heere Jezus Christus verhoogd werd om bekering en vergeving van zonden te geven. Bekering is een plant die nooit groeit op de mesthoop van onze natuur. Onze natuur moet worden veranderd en bekering moet door de Heilige Geest worden geplant. Anders zal ze nooit in ons hart gedijen. We preken bekering als vrucht van de Geest. Als we dat niet doen, dwalen we zeer.
Ons tweede thema is de vergeving van zonden. Wat is dat een heerlijk onderwerp! De volle vrijspraak van zonden te prediken! Dat die eens en voor altijd zijn uitgewist. De vrije vergeving van zonden. Dat God gewillig vergeeft, vanuit Zijn eigen genade. Vrije vergeving voor de voornaamste van de zondaren, van alle zonden, hoe zwart ook. Is dat geen groots onderwerp? We moeten een volledige, onomkeerbare uitwissing prediken, geen vrijspraak die wordt gegeven en weer teruggenomen, zodat iemands zonden wel vergeven worden, maar hij alsnog de straf krijgt. Zo’n Evangelie ontken ik. Ik zou het niet kunnen prediken. Het zou verwrongen van mijn lippen komen. Maar de vergeving die God ooit heeft gegeven, blijft voor eeuwig. Als Hij onze zonden in de diepten van de zee geworpen heeft, zal die nooit weer naar boven gehaald worden. Als Hij onze overtredingen van ons weggedaan heeft, zover het oosten van het westen verwijderd is, hoe kunnen ze dan terugkeren om ons te veroordelen? Eenmaal gewassen in het bloed van het Lam zijn we schoon. Het werk is gedaan: het ene offer heeft voor eeuwig de schuld van de gelovigen weggedaan.
Dit is wat we moeten prediken: vrije, volledige, onomkeerbare vergeving voor ieder die zich van de zonde bekeert en Christus aangrijpt door het geloof. O, knechten van de Heere, wees niet beschroomd om dit uit te roepen. Dit is uw boodschap!
II. Vervolgens moeten we het hebben over waar het Evangelie moet worden verkondigd. De tekst zegt dat bekering en vergeving van zonden in Zijn Naam moeten worden verkondigd onder alle volken. Hier hebben we het goddelijke recht om zending te bedrijven.
Het gaat niet om speculaties, het zijn geen dromen van geestdrijvers. Het is een goddelijk gebod. Ik meen dat u gehoord heeft wat de hertog van Wellington zei tegen een zendeling in India die zich afvroeg of het nut had om het Evangelie aan hindoes te verkondigen. ‘Wat zijn uw marsorders?’ zei deze man, die bekendstond om zijn discipline en gehoorzaamheid. ‘Wat zijn uw marsorders?’ Dat is de beslissende vraag. De marsorders zijn: ‘Predik het Evangelie aan alle schepselen’ (Mark. 16:15).
Verbazingwekkend dat de kerk dit niet veel eerder gezien heeft. Na de eerste tijd lijkt zij in slaap gevallen te zijn. Het is nauwelijks honderd jaar geleden dat in de voorzienigheid en genade van God de kerk begon te letten op haar hoge verantwoordelijkheid. We moeten het Evangelie overal verkondigen. Zending is universeel. Alle volken hebben de prediking van het Woord nodig. Het Evangelie is de genezing voor elk menselijk kwaad onder alle rassen op de aardbodem. Uit elk volk zullen er zijn die het ontvangen. Voor de eeuwige troon zullen mensen zijn uit elk geslacht, elke natie en elke taal. Geen enkele natie zal het Evangelie uiteindelijk verwerpen. Er zal een overblijfsel zijn naar de verkiezing uit genade, zelfs in de meest verdorven menselijke stammen.
We moeten het Evangelie prediken aan elk schepsel, want er staat dat het zo moet zijn. Lees het 46e vers: ‘Zo staat er geschreven en zo moest de Christus lijden en uit de doden opstaan op de derde dag. En in Zijn Naam moeten onder alle volken bekering en vergeving van zonden gepredikt worden.’ Broeders, er was een goddelijke noodzaak dat Christus moest sterven. En er was eenzelfde gebiedend ‘moeten’ dat Hij opstond uit de dood. Maar er is een even absolute noodzakelijkheid dat Jezus moet worden verkondigd aan elk schepsel onder de hemel. Het moet zo zijn. Wie aarzelt nog? Laten wij, ieder van ons volgens zijn mogelijkheden en omstandigheden, aan ieder om ons heen vertellen van het verhaal van de vergeving van zonden door het offer van de Middelaar voor zovelen als hun zonden belijden en nalaten. We worden geboden de bekering van de zonden en het geloof in onze Heere Jezus Christus te prediken. Laten we daar niet traag in zijn.
Ill. Maar dit is nog niet alles. Ons wordt zelfs verteld hoe we het Evangelie moeten verkondigen. Bekering en vergeving moeten worden verkondigd in de Naam van Christus. Wat betekent dat? Zouden we hier niet van moeten leren dat we het Evangelie aan anderen moeten vertellen, omdat Christus ons gebiedt dat te doen? In Christus’ Naam moeten we het doen.
Stilzwijgen is zonde als het om redding gaat. Als dezen zouden zwijgen, zouden de stenen hen aanklagen (Luk. 19:40). Mijn broeders, u moet het Evangelie verkondigen voor zover u daar de mogelijkheid toe hebt. Het is niet iets wat u zou kunnen doen of waarvoor u kunt kiezen volgens uw eigen inzicht. Maar u moet het doen als u enig respect hebt voor de Naam van uw Zaligmaker. Als u in die Naam durft bidden, als u in die Naam durft hopen, als u blij wordt van die Naam, preek dan in de Naam van Jezus Christus het Evangelie in ieder land.
Maar het betekent meer dan dat. Preek niet slechts op Zijn bevel, maar preek met Zijn autoriteit. De echte knecht van Christus heeft de ruggensteun van zijn Meester. De Heere Jezus zal het woord van Zijn trouwe dienaars verzegelen door dreiging of door genade. Als wij de goddelozen dreigen, zal die dreiging worden vervuld. Als wij Gods belofte aan de boetvaardiger» aankondigen, zal die belofte zeker worden gehouden. De Heere Jezus zal geen van de woorden van Zijn eigen gezanten ter aarde laten vallen. ‘En zie, Ik ben met u al de dagen’, zegt Hij, ‘zelfs tot aan het einde van de wereld. Ga dan heen, onderwijs al de volken’ (Matth. 28:19, 20). U heeft Christus bij u: onderwijs de volken met Zijn autoriteit.
Maar betekent dit niet ook dat bekering en vergeving, die zozeer bij elkaar horen, tot de mensen komen door middel van Zijn Naam? O zondaar, uw bekering zou niet worden aanvaard als het niet was omwille van die dierbare Naam! O, schuldig geweten, er zou geen verlichting voor u zijn in de vergeving van zonden als het niet zo was dat die gezegende Naam van Jezus heerlijk is voor de Heere, de God der legermachten! Wij mogen u vergeving verkondigen in Zijn Naam. Het bloed is gestort en op de brandende troon gesprenkeld: de Christus is achter het voorhangsel gegaan en staat daar, in staat om ‘volkomen zalig’ te maken ‘wie door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten’ (Hebr. 7:25). Er is zeker redding in Zijn Naam. Dat is onze heerlijkheid. Maar ‘de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden’ (Hand. 4:12). Die Naam heeft een volheid van reddende kracht en als u er slechts in wilt rusten, zult u redding vinden. U zult die nu vinden.
U ziet dus dat we niet worden geboden om uit te gaan en te zeggen: ‘We prediken u het Evangelie van onze eigen rede’, of: ‘we prediken u het Evangelie in de naam van de kerk waartoe we behoren, of bij de autoriteit van een synode of een bisschop of een uitvaardiging of een hele kerk.’ Nee, we prediken de waarheid in de Naam van Christus. Christus stelt er een eer in om de waarheid van het Evangelie te verpanden. Hij zal Zijn heerlijkheid verliezen als zondaren die geloven en zich bekeren niet worden gered. Oneer zal komen over de Zoon van God als iemand die zich van de zonde bekeert niet door God wordt aanvaard. Omwille van Zijn Naam zal Hij niemand uitwerpen die tot Hem komt. O, voornaamste van de zondaars, Hij zal u ontvangen als u komt. Hij kan u niet afwijzen. Dan zou Hij Zijn eigen belofte niet houden, dan zou Hij ontrouw zijn aan Zijn eigen natuur.
Wees er dus zeker van dat u preekt in Christus’ Naam. Als u in uw eigen naam preekt, is dat maar armoedig. Iemand zegt: ‘Ik kan een dode zondaar niet zeggen dat hij leven moet. Ik kan een blinde zondaar niet vertellen dat hij moet zien. Ik kan een ongevoelige zondaar niet uitnodigen. Dat is dwaasheid. Een zondaar is volstrekt krachteloos.’ Nee, lieve man, ik verwacht niet dat u dat doen kunt als u spreekt volgens vleselijk verstand. Zegt u dat God u niet gestuurd heeft om de doden te gebieden op te staan? Dan moet u het niet doen. Probeer niet te doen waartoe God u nooit gezonden heeft. Ga naar huis en ga naar bed. U zult evenveel goed doen als u slaapt als wanneer u wakker bent. Maar wat mij betreft, ik ben gezonden om in Jezus’ Naam te prediken: ‘Geloof en leef.’ Daarom ben ik er niet traag in. Ik ben gezonden en mijn doel is om te zeggen: ‘Gij dorre doodsbeenderen, leef!’ Iets anders durf ik niet. Als een trouwe dienaar weet wat het geloof is, kijkt hij niet naar de zondaar alsof hij kracht heeft om te geloven. Hij kijkt ook niet naar zichzelf voor kracht. Maar voor kracht kijkt hij naar de Meester Die hem gezonden heeft. En in de Naam van Christus zegt hij tot de dorre hand: ‘Strek u uit.’ En tot de dode zegt hij: ‘Kom uit!’ En hij spreekt niet tevergeefs.
O ja, het is in de Naam van Christus dat we onze roeping vervullen! We zijn wonderdoeners. Hij bedauwt ons met Zijn kracht als we in geloof Zijn Evangelie doorgeven. Ieder van u die het Evangelie probeert te prediken, mag dat doen zonder faalangst. Want de kracht ligt in het Evangelie en in de Geest Die daarin meekomt, niet in de prediker of in de zondaar. Gezegende Naam van God, we hebben deze schat in aarden vaten, maar de uitnemendheid van de kracht is uit God, en niet uit ons.
Hij zegt ons dus wat we moeten preken, waar we het moeten preken en hoe we dat moeten doen.
IV. Nu vraag ik uw aandacht voor het belangrijkste deel van de gedachtegang van de tekst. Dat is dat Hij Zijn discipelen zei waar ze moesten beginnen.
Ik heb gehoord van een puritein die zijn preek verdeelde in vijfenveertig hoofdpunten met tien onderverdelingen per punt. Je zou kunnen zeggen dat hij het Woord der waarheid sneed, zelfs al sneed hij het niet recht. Vanavond heb ik bij dit punt negen delen, maar ik hoop dat ik u niet langer ophoud dan gewoonlijk. Ik kan er niet minder van maken als ik de volledige betekenis van deze zin, ‘te beginnen bij Jeruzalem’, wil uitleggen. De apostelen mochten niet zelf uitkiezen waar ze zouden beginnen, maar ze moesten in Jeruzalem beginnen.
Waarom? In de eerste plaats omdat in de Schriften was geschreven dat ze in Jeruzalem moesten beginnen: ‘Zo staat er geschreven (…) en in Zijn Naam moet onder alle volken bekering en vergeving van zonden gepredikt worden, te beginnen bij Jeruzalem.’ Zo staat er geschreven: ik zal u twee of drie bewijzen geven. Lees het in Jesaja 2:3: ‘Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van de HEERE uit Jeruzalem.’ Jesaja’s woord zou ter aarde zijn gevallen als de prediking niet bij Jeruzalem zou zijn begonnen. Maar nu is deze voorzegging van de evangelische profeet naar de letter vervuld. In Joel, die beroemde Joel, die profeteerde over het neerdalen van de Geest en het profeteren van dienaren en dienaressen, lezen we in het tweede hoofdstuk, het 32e vers: ‘Want op de berg Sion en in Jeruzalem zal ontkoming zijn’, en nogmaals in hoofdstuk 3:16: ‘De HEERE zal vanaf Sion brullen als een leeuw, vanuit Jeruzalem zal Hij Zijn stem laten klinken.’ Alsof de
Heere een sterke leeuw in het midden van Jeruzalem was en het geluid van het Evangelie was als het brullen van Zijn stem, dat de volken zouden horen en beven. Hoe konden deze beloften worden gehouden als het Evangelie eerst gepreekt werd in de woestijn van Arabië of als de eerste kerk van Christus in Damascus was gevestigd?
Let ook op een ander gedeelte. Obadja zegt in vers 21: ‘Verlossers zullen de berg Sion opgaan.’ Wie waren deze verlossers anders dan degenen die als zodanig gebruikt werden om de Verlosser Jezus Christus te verkondigen? En Zacharia, die zo vol visioenen is maar toch geen fantast, zegt in hoofdstuk 14:8: ‘Op die dag zal het geschieden dat er levend water vanuit Jeruzalem zal stromen’, en dan beschrijft hij de loop van die wateren tot ze zelfs uitmonden in de Dode Zee en het water daarvan zoet maken. Omdat de Bijbel het zegt, moeten ze bij Jeruzalem beginnen.
Ik vestig uw aandacht daarop, omdat onze Heere Jezus zorgvuldig toezag dat elke jota en tittel van het Oude Testament werd vervuld. Denkt u niet dat dit een les voor ons is om heel eerbiedig om te gaan met elke zin van zowel het Oude als het Nieuwe Testament? En als er iets onderwezen wordt door onze Heere, moet dan Zijn volk niet heel goed letten op en handelen naar het goddelijk bevel? Ik ben bang dat velen hun godsdienst van hun ouders erven of van de kerk die het dichtstbij is, zonder de dingen te wegen. Ik raad u om het gebod van de Koning te houden.
O, dat we toch getrouwer waren als knecht van de Heere. Want als we getrouw zijn, zullen we zorgvuldig omgaan met wat mensen kleine dingen noemen, zoals de leer van de doop, de wijze waarop we het heilig avondmaal vieren of dit kleine punt waar het Evangelie het eerst gepredikt moet worden. Het moet beginnen bij Jeruzalem en nergens anders. Want de Schrift kan niet gebroken worden. Zie dus toe dat u wandelt overeenkomstig het Woord van God en dat u alle dingen onderzoekt. ‘Terug naar de wet en het getuigenis! Als zij niet overeenkomstig dit woord spreken, zal er voor hen geen dageraad zijn’ (Jes. 8:1). Tot zover dit eerste punt.
In de tweede plaats, ik denk dat onze Heere Zijn discipelen gebood om de prediking van het Evangelie bij Jeruzalem te beginnen, omdat het bij Jeruzalem was dat de feiten die het Evangelie uitmaken, hadden plaatsgevonden. Het was daar dat Jezus Christus stierf, dat Hij werd begraven, dat Hij weer opstond en dat Hij ten hemel voer. Al deze dingen gebeurden in Jeruzalem of niet ver daarvandaan. Daarom moet het getuigenis van de apostelen daar zijn waar ze kunnen worden tegengesproken als ze liegen en waar mensen kunnen opstaan en zeggen: ‘Zo was het niet. Jullie zijn bedriegers.’ Als onze Heere had gezegd: ‘Zeg hierover niets in Jeruzalem. Ga naar Rome en preek daar’, zou dat niet zo oprecht geleken hebben als nu Hij zegt: ‘Preek dit voor de Schriftgeleerden en de priesters. Ze weten dat het waar is. Ze hebben de soldaten omgekocht om iets anders te vertellen, maar ze weten dat Ik ben opgestaan.’
De discipelen moesten het Evangelie in de straten van Jeruzalem verkondigen. In die stad waren mensen die ooit verlamd waren, maar sprongen als een hert toen Jezus hen genas. Daar waren mannen en vrouwen die aten van de vis en het brood dat Jezus vermenigvuldigd had. In Jeruzalem waren mensen die gezien hadden hoe hun kinderen en hun vrienden genezen waren van vreselijke ziektes. Jezus gebiedt Zijn discipelen om de leeuw uit te dagen en het Evangelie te verkondigen op de plek waar ze met geweld zouden worden weerstaan als ze onwaarachtig waren. Onze Heere scheen te zeggen: ‘Wijs de plek aan waar Ik stierf. Vertel hun dat zij Mij kruisigden en kijk of ze dat durven ontkennen. Laat hun geweten voelen dat ze de Christus van God verworpen hebben.’ Zo kwam het dat de prediking van Petrus zo’n buitengewone kracht had toen ze kwam tot de mensen die deze dingen hadden gezien. Bij de kracht van de Heilige Geest was er ook dit: hij vertelde hun over een misdaad die ze nog maar pas bedreven hadden en ze konden die niet ontkennen. En toen ze hun fout inzagen, keerden ze zich tot God met een berouwvol hart.
Ik hou van deze gedachte dat ze bij Jeruzalem moesten beginnen omdat de gebeurtenissen van het Evangelie daar plaatsvonden. Dit is een aanwijzing voor u, lieve vriend. Als u nog maar pas bekeerd bent, schaam
u dan niet om het te vertellen aan de mensen die u kennen. Een godsdienst die niet door de vuurtest komt, is weinig waard! ‘O’, zegt iemand, ‘ik heb mijn man er nooit over verteld. Op donderdagavond ga ik uit, maar hij weet niet waar ik heen ga, en ik glip hier naar binnen. Ik heb zelfs mijn kinderen nooit verteld dat ik een gelovige ben. Ik vind het niet fijn als iedereen het weet. Ik ben bang dat mijn hele familie zich tegen mij keert.’ O ja, u zult naar de hemel gaan via achterpaadjes. U sluipt de heerlijkheid binnen als een rat die een kamer binnenglipt door een gat in de vloer! Probeer dat niet. Schaam u nooit voor Christus. Kom er openlijk voor uit en zeg tegen uw vrienden: ‘U weet wie ik was, maar nu ben ik een discipel van Jezus Christus geworden.’
Begin bij Jeruzalem. Dat is het gebod van uw Heere. Hij had niets om Zich voor te schamen. Er was niets verwerpelijks in toen Hij Zijn discipelen gebood te preken en daarom was het goed dat Hij zei: ‘Hang Mijn Evangelie in het licht. Het is enkel waarheid. Stel het tentoon voor de ogen van Mijn vijanden.’ Als uw bekering echt, waarachtig en diepgaand is, hoeft u niet de straat op en neer te lopen en te schreeuwen dat u bekeerd bent, maar als de gelegenheid er is, mag u uw overtuigingen niet verbergen. Verberg niet wat de Heere voor u gedaan heeft, maar hef de kandelaar in uw eigen huis omhoog.
De derde reden waarom de Heere Jezus hun zei dat ze moesten beginnen in Jeruzalem zou kunnen zijn dat Hij wist dat er een tijd zou komen dat er onder Zijn discipelen zouden zijn die de Joden verachtten. Daarom zei Hij: ‘Als jullie Mijn Evangelie prediken, begin dan bij hen.’ Dit is een blijvend gebod en overal waar we komen, moeten we het Evangelie zowel aan de Joden als aan de heidenen prediken. Paulus zegt zelfs: ‘eerst voor de Jood’ (Rom. 1:16). Sommigen schijnen te denken dat er geen zending onder de Joden moet zijn, dat er geen hoop is dat zij zich bekeren, dat ze van geen nut zijn als ze bekeerd worden, enzovoort. Ik heb zelfs mensen die zich christen noemen verachtelijk horen spreken over het Joodse volk. Wat! Onze Heere en Meester is een Jood! Er is geen ras op aarde zo verheven als dat van de Joden. Zij zijn het zaad van Abraham, de vriend van God. In Engeland hebben we edelen en hertogen, maar tot hoever kunnen zij hun afstamming herleiden?
Ach, uiteindelijk tot een onbelangrijk persoon. Maar de armste Jood op aarde stamt in een rechte lijn af van Jakob, Izak en Abraham.
In plaats van hen respectloos te benaderen, zegt de Zaligmaker: ‘te beginnen bij Jeruzalem.’ Net zoals wij zeggen: ‘Dames gaan voor’, is het: ‘eerst voor de Jood.’ Zij zijn de eersten onder de rassen en ze zijn de eersten die worden verwacht op het feest van het Evangelie. Jezus wil dat we een diepe hoogachting hebben voor het volk dat God vanouds verkoos en waaruit de Christus voortkwam, want Hij is het Zaad van Abraham volgens het vlees. Hij stelt hen voorop die Hem het eerst kenden. Laten we nooit meer op een Jood schelden, want onze Heere onderwijst ons als een van Zijn huisregels: ‘te beginnen bij Jeruzalem.’ Laat het zaad van Israël het Evangelie eerst verkondigd krijgen en als zij het verwerpen, zullen we vrij zijn van hun bloed. Maar we zijn onze opdracht niet trouw als we niet evengoed aandacht gegeven hebben aan de Joden als aan de heidenen.
De vierde reden om bij Jeruzalem te beginnen, is een praktische les voor u. Begin waar je niet graag zou beginnen. Natuurlijkerwijze zouden de discipelen tegen elkaar hebben gezegd: ‘We kunnen niet zo veel hier in Jeruzalem. De eerste nacht dat we elkaar ontmoetten, hielden we de deuren dicht uit vrees voor de Joden. Het is niet te doen om de straat op te gaan. Deze mensen zijn in zo’n staat van opwinding dat ze niet openstaan voor ons. We kunnen beter naar Damascus gaan of een lange reis ondernemen en onderweg preken. En als ze hier dan een beetje zijn bedaard en ze de kruisiging zijn vergeten, zullen we komen om Christus beetje bij beetje te introduceren. We zullen dan zo weinig mogelijk zeggen over het feit dat ze Hem gedood hebben.’ Dat zou politiek handelen zijn, een wijze van handelen die mensen vaak hanteren terwijl ze door het geloof geleid zouden moeten worden.
Maar onze Heere zei: ‘te beginnen bij Jeruzalem.’ En Petrus moet dus midden in die horde opstaan en hun vertellen: ‘Deze Jezus… hebt u gevangengenomen en door de handen van onrechtvaardigen aan het kruis gespijkerd en gedood. God heeft Hem echter doen opstaan’ (Hand. 2:23). Maar in plaats van Petrus in stukken te scheuren, dringen ze aan en roepen: ‘Wij geloven in Jezus. Laat ons gedoopt worden in Zijn heilige Naam.’ Op die dag werden er drieduizend zielen aan de gemeente toegevoegd en een dag of twee later waren er vijfduizend bekeerd door eenzelfde soort prediking. We moeten altijd proberen goed te doen waar we denken dat het geen effect zal hebben. Als we er een heel sterke afkeer van hebben en menen dat dat een teken is dat we er niet toe geroepen zijn, moeten we dat opvatten als een teken dat we het tenminste zouden moeten proberen. De duivel kent je beter dan dat jij jezelf kent, lieve vriend. Hij is immers al langer in de wereld dan jij. Hij weet heel wat meer over de menselijke natuur dan jij en hij komt naar je toe, neemt je eens goed op en zegt: ‘Deze broeder zou weleens heel nuttig kunnen zijn in een bepaald soort werk. Ik moet hem daarvan weerhouden.’ Hij zegt deze broeder dus dat hij er niet toe geroepen is en dat het niet zijn soort ding is enzovoort. En dan zegt hij tegen zichzelf: ‘Die vijand heb ik er mooi van afgehouden om mijn zaak schade toe te brengen.’ En ginds zit een goede zuster. O, wat zou zij veel kunnen doen voor Christus. Maar satan leidt haar naar werk waarin zij nooit zal stralen, en het heilige werk dat ze zo goed zou kunnen doen, wordt door haar gevreesd.
Afgelopen woensdag hoorde ik een mooi verhaal toen ik gesprekken had met aankomende leden. Ik wil het graag noemen, want het kan een idee zijn voor een christen die hier aanwezig is. Een broeder die gedoopt zal worden, werd op de volgende wijze bekeerd. Hij kwam naar Londen om in een bepaalde wijk in West End te werken aan het riool. Een dame uit een van de beste huizen in West End kwam naar de mannen die aan het riool werkten en zei: ‘Mannen, kom in de knechtenkamer zitten om je brood te eten. Ik zal zorgen voor thee of koffie. Dan hoefje niet naar het café.’ Sommigen kwamen, maar anderen niet. De volgende dag kwam de dame dus naar buiten en zei: ‘Ik begrijp dat jullie denken dat mijn huis te netjes is voor jullie en dat jullie daarom niet willen komen. Ik ben daarom gekomen om jullie te halen. Ik wil graag dat jullie bij mij eten zolang jullie hier aan het riool werken.’ Ze kreeg hen allemaal mee. En toen ze hun eten gegeten hadden en hun thee of koffie op was, begon ze met hen over Jezus Christus te spreken. Het werk duurde ongeveer een maand en elke dag deed ze hetzelfde.
Onze vriend weet niet hoe de dame heet, maar hij kent de Naam van Jezus door haar onderwijs.
Vrienden, we verliezen een menigte aan mogelijkheden. Ik weet zeker dat dat zo is. Veel manieren om goed te doen, hebben we nog nooit bedacht, maar we zouden ze moeten bedenken. En als we ze bedenken, moeten we ze gebruiken. Laten we ons vlees hierin kruisigen. Laten we onze natuurlijke verlegenheid overwinnen. Laten we op de een of andere manier beginnen bij Jeruzalem, hoewel we denken dat dat de plek is waar we juist nooit zouden kunnen beginnen.
Ten vijfde. U ziet, we vorderen. ‘Te beginnen bij Jeruzalem’, moet in ieder geval betekenen: begin thuis. Jeruzalem was de hoofdstad van hun eigen land. U kent het oude spreekwoord: ‘De vrouw van de schoenmaker gaat barrevoets.’ Ik ben bang dat dit spreekwoord door sommige christenen wordt bevestigd. Vijf mijl verderop doen ze allerlei goeds, maar thuis niet. Ik kende vroeger een man die elke avond uitging met predikers en ook zelf probeerde te preken, de arme ziel. Maar zijn kinderen waren zo verwaarloosd dat het de slechtste kinderen van de straat waren. Ze groeiden op voor galg en rad. Hun vader paradeerde maar en zorgde voor anderen, maar niet voor zijn eigen gezin. Als u Christus dus wilt dienen tot aan de einden der aarde, let er dan op dat u thuis begint.
Lieve ouders, moet ik u aansporen om naar uw eigen kinderen te kijken? Ik ben erg blij met de wetenschap dat de meeste leden van de kerk dit doen. Toen er afgelopen woensdagavond een lieve zuster bij me kwam met drie van haar kinderen (samen waren dat dus vier nieuwe leden die de afgelopen zes weken zijn gekomen), was ik God dankbaar dat ouders voor hun nageslacht zorgen. Maar als er iemand onder u is die helpt op de zondagsschool, maar thuis nooit zondagsschool houdt, als iemand spreekt tot vreemden in uithoeken, maar zijn eigen zonen en dochters negeert – o, laat het niet zo zijn! Ik ken heel goed de kracht van het gebed dat een vader doet met zijn armen om de schouders van zijn zoon. De kracht van de gebeden van een moeder met al haar kinderen knielend rond haar schoot, is veel groter dan welke officiële dienst dan ook. Zorg heel goed voor uw kinderen. Begin bij Jeruzalem.
Begin met uw knechten. Laat in uw huis geen knecht wonen zonder hem bekend te maken met het Evangelie. Houd geen huiselijke gebeden als formaliteit, maar laat ze een realiteit zijn. Laat nooit iemand voor u werken zonder te spreken over zijn of haar ziel. Begin met uw broers. Zussen hebben zo’n enorme invloed op broers! Ik heb een vriend, een lieve vriend, die al lang een man van God is, maar als jonge kerel leefde hij losbandig. Vaak kwam hij de hele nacht niet thuis. Zijn zus schreef hem altijd brieven en vaak las hij die onder de lantarenpaal terwijl hij halfdronken was. Eén brief raakte hem diep. Het was te veel voor hem dat zijn zus zo’n verdriet over hem had en hij voelde zich gedrongen om de Zaligmaker te zoeken tot hij Hem gevonden had. De zus is goed beloond voor haar liefde voor hem. O lieve vrienden, begin bij Jeruzalem! Begin met je broers en zussen.
Begin met je buren. O, dit Londen van ons! Het is een verschrikkelijke plek voor christenen om te wonen. In deze buurt kan een fatsoenlijk mens nauwelijks zijn vanwege alle kwaad dat hier floreert en vanwege de taal die je overal hoort. Velen van u worden vandaag evenzeer gepijnigd als Lot toen hij in Sodom woonde. Getuig dus. Wees geen stomme hond, maar spreek voor uw Heere en Meester, waar u ook bent. Kijk naar onze lieve broeder Lazenby. Hij liep een werkplaats binnen waar niemand de Heere vreesde en werd het middel om allen daar tot God te leiden. Een andere werkplaats begint zijn invloed te voelen en de eerste rekruut heeft zich al bij de kerk gevoegd. Het zou me niet verbazen als alle werklieden van die plaats ook gaan komen. De Heere geve dat. Het is bijzonder hoe het Evangelie wordt verspreid als mensen ijverig zijn en oprecht leven. Moge God u zo vormen dat u thuis uw godsvrucht laat zien.
Ten zesde moet u daar beginnen waar al veel is gedaan. Begin bij Jeruzalem. Lieve vrienden, het is hard werken om te preken voor een bepaald soort mensen. Ze hebben al zo veel preken gehoord, evenals de mensen in Jeruzalem. Ze weten alles van het Evangelie. Je kunt hun nauwelijks iets nieuws vertellen en toch hebben ze niets gevoeld en blijven ze hun zonden trouw. De mensen in Jeruzalem waren al eeuwenlang tevergeefs onderwezen. En toch moesten de discipelen van Christus eerst tot hen spreken. We moeten de mensen die zich tegen het Evangelie verhard hebben, niet overslaan. We moeten ons best doen voor de bekering van hen die zo veel voorrechten hebben genoten en die hebben veracht, voor hen hun indrukken weer vergaten, voor hen die hun eigen doodsverklaring lijken te hebben verzegeld om nooit te worden gered. Aarzel niet om tot hen te gaan. De Deere heeft al veel gedaan. Het zou kunnen dat Hij de haard heeft klaargemaakt en dat u de lucifer erbij mag houden om het vuur te ontsteken. Veel mensen hebben een liefde tot het Evangelie, een liefde tot het huis van God, een liefde voor het volk van God en toch geen zaligmakend geloof. Wat jammer toch! Aarzel niet om hen aan te spreken.
Ik meen u te horen zeggen: ‘Ik zou nog liever preken voor het uitschot.’ Ik ook. Maar u en ik mogen ons werk niet zelf uitkiezen. Maagdelijke grond geeft de beste oogsten. En als iemand zelf een gemeente uit kon kiezen die wellicht het meest vrucht draagt, zou hij de mensen kunnen uitkiezen die het Woord nooit eerder hoorden. Maar de keus is niet aan ons. De discipelen van de Zaligmaker moesten beginnen waar de profeten hadden geprofeteerd en ter dood waren gebracht, waar zondaars talloze keren Gods stem hadden weerstaan. Sla degene die naast u in de bank zit dus niet over.
Misschien zegt u: ‘Meneer, ik heb al zo ontzettend vaak met hen gepraat. Ik kan er niks mee.’ Nee, u niet. Maar God wel. Probeer het nog eens. Stel dat u twintig jaar hier in de Tabernacle” naast een onbekeerd mens zit en u elke zondag en tweemaal in de week tweemaal met hem sprak, alle twintig jaar voor niets. Maar als die persoon uiteindelijk tot Christus werd gebracht, zou zijn bekering dan geen goede beloning zijn? Is uw tijd zo verschrikkelijk kostbaar? Bent u zo begaafd? Ach lieve vriend, als u een aartsengel was, zou het zelfs de moeite waard zijn om duizend jaar te besteden aan het brengen van één ziel tot Christus! Een ziel is zo’n kostbaar juweel dat u overvloedig beloond zou worden als u een eeuw dienstwerk verricht om er slechts één tot bekering te brengen. Als u dus voor Christus werkt, aarzel dan niet om naar hen te gaan die het Evangelie tot nu toe hebben afgewezen. Nu zou u misschien overwinnen.
Ten zevende, begin waar de tijd voor het Evangelie kort is. Als u me vraagt waar ik die gedachte vandaan haal, ik haal die uit het feit dat na heel korte tijd Jeruzalem verwoest werd. De Romeinen zouden komen en mannen, vrouwen en kinderen doden. Ze zouden de muren neerhalen en geen steen op de andere laten. En de discipelen van Christus wisten dat. Daarom zei hun Deere: ‘Begin bij Jeruzalem.’ Als u dus kunt kiezen met wie u het Evangelie deelt, kies dan een oude man. Hij is al bijna aan het einde van zijn reis en als hij nog niet gered is, is er nog maar een klein stukje kaars over. Bij het licht daarvan zou hij nog tot Christus kunnen komen. Kies de oude man en laat hem niet onwetend over het Evangelie. Hengel hem meteen naar boven, want het is nu of nooit. Hij staat al aan de rand van het graf.
Of als iemand van u een meisje ziet met de koortsige blos op haar wangen die aangeeft dat ze tuberculose heeft, als u tijdens de dienst de diepe ‘grafhoest’ hoort, zeg dan tegen uzelf: ‘Ik zal je niet laten gaan voordat ik met je gesproken heb, want je zult snel sterven.’ Ik heb in Mentone zo vaak iemand met tuberculose gezien met wie het duidelijk beter ging. Maar dan zag ik hem met een zakdoek voor zijn mond bij het diner weglopen en spoedig daarna werd er gefluisterd: ‘Hij is gestorven aan een bloeding.’ Ineens werd hij weggenomen. Als u iemand ziet wegkwijnen, wacht dan niet tot u aan hem wordt voorgesteld, maar stap erop af. En zeg teder, vriendelijk, rustig en liefdevol iets over onmiddellijk tot Christus gaan. Degenen voor wie de dag van genade nog maar kort is, moeten we heel snel opzoeken.
Of misschien zit er een vreemdeling naast u die naar een ver gelegen land trekt. Mogelijk hoort hij het Evangelie nooit weer. Als u dus de gelegenheid heeft, zorg dan dat u die gebruikt. Spreek onmiddellijk met hem over Jezus. Begin bij Jeruzalem. Begin waar de tijd van genade kort is.
Ten achtste, lieve vriend, begin waar u tegenwerking kunt verwachten. Dat is een bijzonder advies, maar ik beveel het aan, omdat de Zaligmaker dat deed. Even zeker als tweemaal twee vier is, zou het opschudding geven als zij Christus in Jeruzalem zouden prediken, want daar woonden mensen die zelfs de Naam van Jezus al haatten. Ze hadden samengespannen om Hem ter dood te brengen. Als de discipelen bij Jeruzalem zouden beginnen, zouden ze felle tegenwerking veroorzaken. Maar voor het Evangelie is niets beter dan tegenwerking.
Vanavond komt er iemand de Tabernacle binnen en als hij weggaat, zegt hij: ‘Ja, het deed me goed, ik ben voldaan.’ In dat geval ben ik tekortgeschoten. Maar een andere man zit zich te verbijten omdat hij de prediking niet kan verdragen. Hij is heel boos. Iets in de leer staat hem niet aan. Hij schreeuwt: ‘Ik kom hier nooit van m’n leven meer.’ Dan heb ik hoop. Die man begint na te denken. Hij is aan de haak geslagen. Geef ons wat tijd. Die vis zullen we hebben. Het is niet zo’n slecht teken als mensen boos worden om het Evangelie. Dat is erg genoeg, maar oneindig beter dan de verschrikkelijke apathie waarin mensen vervallen als ze niet nadenken. Sommigen zijn zelfs niet goed genoeg om het Evangelie van Jezus Christus te weerstaan. Wees hoopvol als iemand u niet uit wil laten spreken. Hij is degene die u opnieuw aan moet spreken. En als het erop lijkt dat hij op u wil spugen, maar u dan toch uit laat spreken, wees dankbaar. Hij voelt uw woorden. U raakt hem op de zere plek. U zult hem krijgen. Als hij zweert dat hij geen woord gelooft van wat u zegt, geloof dan geen woord van wat hij zegt. Want degene die in het openbaar tegenspreekt, gelooft vaak heimelijk. Het is net als een jongen die fluitend over een begraafplaats loopt om de moed erin te houden. Zo vloekt een godslasteraar om zijn geweten te overstemmen. Als hij de haak voelt, probeert hij net als een vis eraan te ontsnappen. Vier de lijn wat. Laat hem gaan. De haak blijft wel zitten en op zijn tijd zult u hem pakken.
Word niet moedeloos. Denk niet dat het verschrikkelijk is dat hij u tegenwerkt. Wees er liever dankbaar voor en ga tot God en smeek dat Hij u die ziel geeft als loon. Begin moedig waar u tegenwerking verwacht.
En ten slotte twijfel ik er niet aan dat de Zaligmaker hun gebood om bij Jeruzalem te beginnen omdat daar de grootste zondaren leefden. Dat is de betekenis die John Bunyan de tekst gaf in zijn beroemde boek ‘De Jeruzalemse zondaar gered’. In Jeruzalem leefden de mensen die Hem hadden gekruisigd. De liefdevolle Jezus gebiedt de discipelen om bekering en vergeving te prediken tot hen. Daar woonden de man die de zijde van de Zaligmaker had doorboord en zij die de doornenkroon gevlochten en op Zijn hoofd gedrukt hadden. Daar woonden degenen die Hem bespot hadden en op Hem hadden gespuugd. Daarom zegt de liefdevolle Jezus, Die zo graag vergeeft: ‘Ga en preek het Evangelie eerst aan hen.’ De grootste zondaren zijn onderwerp van de grootste genade. Preek eerst tot hen.
Zijn er hier zulke mensen? Mijn lieve vriend, we moeten het Evangelie eerst tot u preken, want u heeft dat het hardste nodig. U bent stervende, uw wonden bloeden. De hemelse Chirurg gebiedt ons eerst uw wonden te verzorgen. Anderen, die niet zo erg gewond zijn, kunnen wel even wachten, maar u moet eerst worden geholpen, anders sterft u aan uw verwondingen. Geeft het u, grote zondaars, geen moed om tot Jezus te komen als Hij ons gebiedt om eerst tot u te preken?
We moeten eerst tot u preken, omdat u Hem het meest zult prijzen als u Hem heeft aangenomen. Als u gered wordt, zult u anderen bemoedigen om te komen en zult u hun die al zijn gekomen moed in spreken. We zullen blij zijn met vers bloed in de aderen van de kerk door de bekering van grote zondaren die veel liefhebben omdat hun veel vergeven is. Daarom moeten we eerst naar u. Komt u nu niet onmiddellijk tot Christus? O, dat u in Hem zou geloven! O, dat u vanavond in Hem zou geloven! Tot u is het Woord van deze zaligheid gezonden. U oude zondaren, u die zonde op zonde hebt gestapeld en alles heeft gedaan wat uw slechte handen konden, u die Zijn Naam gevloekt hebt, u die anderen beroofd hebt, u die leugens verteld hebt, u die uzelf besmeurd hebt met elke mogelijke misdaad, kom en wees welkom bij Jezus. Kom, precies zoals u bent. Kom tot Christus en leef onmiddellijk. De deur van de genade is wijd opengezet met het doel dat de slechtste van de slechten zou komen. En zij worden het eerst geroepen. Kom, precies zoals u bent. Vertraag niet door uzelf eerst op te knappen, maar geloof nu in de Heere Jezus Christus en u zult gered worden. Vanavond, als u gelooft in Jezus zult u door deze deuren naar buiten gaan terwijl u zich verheugt dat de Heere uw zonden weggedaan heeft. Geloven is vertrouwen, eenvoudigweg vertrouwen op Christus. Dat lijkt iets heel simpels, maar dat is juist waarom het zo moeilijk is. Als het iets moeilijks was, zou u het eerder doen. Maar omdat het zo eenvoudig is, kunt u niet geloven dat het werkt. Maar het is zo: geloof redt. Christus wil niets anders van u dan dat u aanvaardt wat Hij u zo vrij aanbiedt. Strek een lege hand uit, een zwarte hand, een bevende hand en aanvaard wat Jezus geeft en de zaligheid is voor u.
Zo heb ik geprobeerd uit te leggen wat ‘te beginnen bij Jeruzalem’ betekent. O, dat mijn Heere met u zou beginnen.
Amen