Och, wat zal het heerlijk zijn om te sterven met een belofte op de lippen en om dit in het hart te voelen! Het kan een heel eenzaam huisje zijn, de sterren kunnen door de gaten in de dakpannen zichtbaar zijn en de lakens van het bed kunnen erg haveloos zijn, de hele omgeving kan armoedig zijn, maar hij die daar zal liggen en kan zeggen: “Want ik weet: mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan; en als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen; (Job 19:25,26).” Hij die zich kan verheugen in de belofte van de opstanding en van het leven dat komt, sterft groots, zijn bed wordt veranderd in een troon, zijn kleine kamer, ondanks zijn armoede, wordt een paleiskamer. Het kind van God, dat zo arm leek, wordt gezien als een gelijke van de hemelse adel, die binnenkort bezit zal nemen van zijn erfgoed, als uitverkorene van vóór de grondlegging der wereld.