Je hebt vast wel eens gezien hoe een schip door de golven snijdt, een witte groef achter zich latend en de zee om zich heen deed koken. Zo is het leven, zegt Job, “als de snelvarende schepen.” Ik kan haar beweging niet tegenhouden; ik kan haar leiden met het roer van Gods Heilige Geest; maar niettemin, als een snel schip, moet mijn leven zijn weg vervolgen totdat het zijn haven bereikt. Waar is die haven? Zal het gevonden worden in het land van bitterheid en onvruchtbaarheid, dat troosteloze gebied van de verlorenen? Of zal het die zoete haven van eeuwige vrede zijn?