6 Welgelukzalig is de mens, wiens sterkte in U is, in welker hart de gebaande wegen zijn. 7 Als zij door het dal der moerbezienbomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein; ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken. 8 Zij gaan van kracht tot kracht; een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion. 9 HEERE, God der heirscharen! hoor mijn gebed; neem het ter oren, o God van Jakob! Sela.
Nadat de psalmist gesproken heeft over de welgelukzaligheid van degenen die in het huis van God wonen, spreekt hij nu over hen die zo gelukkig zijn het op bepaalde tijden te kunnen bezoeken, als ze op pelgrimstocht gaan met hun gelovige broeders. Hij is echter niet willekeurig in zijn lofzegging, maar spreekt alleen van diegenen die van ganser harte de gewijde feesten bezoeken. De zaligheid van de heilige eredienst geldt niet voor halfslachtige, lauwe gelovigen, maar voor diegenen die er al hun energie aan wijden. Noch het gebed, noch de lof, noch het horen van het Woord zal aangenaam of profijtelijk zijn voor mensen die hun hart niet mee hebben genomen. Een gezelschap van pelgrims die hun hart thuis hadden gelaten, zou niet meer zijn dan een karavaan van levenloze wezens, geheel ongeschikt om zich bij levende heiligen te voegen voor de aanbidding van de levende God. Zij die Gods wegen liefhebben, zijn gelukzalig. Wanneer wij Gods wegen in ons hart hebben, en ons hart op Zijn wegen, dan zijn wij wat en waar wij moeten zijn, en zo zullen wij goddelijke goedkeuring genieten.
God schenkt Zijn volk de voorzieningen die het nodig heeft als ze over de wegen trekken die Hij hun wijst. Waar natuurlijke voorzieningen van beneden ontbraken, vonden de pelgrims een rijke compensatie in water van boven, en dat zal ook de gehele aanbiddende drom van Gods uitverkorenen ondervinden. Wegen die anders verlaten zouden zijn wegens het ontbreken van accommodatie, werden veranderd in hoofdwegen die rijkelijk voorzien waren van het nodige voor de reizigers, omdat de grote jaarlijkse pelgrimages in die richting trokken. Op dezelfde manier worden, door de christelijke omgang met elkaar en de vreugde van het gezamenlijke eerbetoon, vele taken die anders moeilijk en pijnlijk zouden zijn geweest, licht en heerlijk. In plaats van vermoeid te worden, winnen zij zo aan kracht onder het voortgaan. Iedere persoon wordt gelukkiger, elk gezelschap wordt talrijker, elk gewijd lied mooier en voller.
Wij groeien onder het voortgaan als de hemel ons doel is. Als wij onze kracht aanwenden langs Gods wegen, zullen we merken dat hij toeneemt. Niet enkel deelname aan de bijeenkomst, maar het verschijnen voor God was het oogmerk van iedere gelovige Israëliet. Ik zou vurig wensen dat dat het oprechte verlangen was van iedereen die tegenwoordig onze godsdienstoefeningen bijwoont! Als wij ons niet bewust zijn van de tegenwoordigheid van God, is het niets gedaan; het samenkomen op zichzelf heeft geen enkele waarde. De herhaling van het verzoek om een antwoord op zijn gebed geeft het verlangen van de psalmist naar een zegen aan. Wat is het een genade dat, als we niet samen kunnen zijn met de heiligen, wij toch kunnen spreken tot hun Meester!
Overweging:
Er zijn twee onderscheiden gedachten met een grote praktische waarde voor de christen in dit korte gebed. Er is het besef van goddelijke majesteit, en het bewustzijn van een goddelijke relatie. Als ‘Heere der heirscharen’ is Hij almachtig in Zijn kunnen; als de ‘God van Jakob’ is Hij oneindig genadig en goed voor Zijn volk.