Als een, die zijn moeder troost, alzo zal Ik u troosten. Jes. 66:13
De troost van een moeder! Ach, die is de tederheid zelf. Hoe voelt zij mee in het verdriet van haar kind! Hoe drukt zij het aan haar hart en tracht zij al zijn smart in haar eigen hart op te nemen! Het kan haar alles vertellen, en zij zal er in meevoelen zoals niemand anders dat kan. Van alle troosters is het zijn moeder, van wie het kind het meeste houdt, en zelfs volwassen mensen hebben dat ondervonden. Daalt de HEERE af om de taak van een moeder te vervullen? Dat is inderdaad goedertierenheid. Wij verstaan reeds hoe Hij een Vader is, maar wil Hij ook zijn als een moeder? Nodigt dit ons niet tot heilige vertrouwelijkheid, tot onvoorwaardelijk vertrouwen, tot heilige rust? Wanneer God zelf “de Trooster” wordt, kan zielsverdriet niet lang blijven. Laten wij onze moeiten uitspreken, zelfs al zouden snikken en zuchten onze eerste uiting daarvan worden. Hij zal ons om onze tranen niet verachten; onze moeder deed dat niet. Hij zal onze zwakheid beschouwen, zoals zij dat deed, en Hij zal onze gebreken wegnemen, alleen op een zekerder en stelliger manier dan onze moeder het kon doen. Wij moeten niet proberen ons verdriet alléén te dragen: dat zou onvriendelijk zijn jegens Iemand, die zo minzaam en vriendelijk is. Laten wij de dag beginnen met onze liefhebbende God, en wanneer zouden we die niet beëindigen in hetzelfde gezelschap, daar moeders hun kinderen niet moe worden?