Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Tot een onverderfelijke, en onbevlekkelijke, en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u. 1 Petrus 1:3-4
Een erfenis is niet iets dat wordt gekocht met geld, verdiend door arbeid, of gewonnen door verovering. Als iemand een erfenis heeft, dan is die bij de geboorte tot hem gekomen. Het was niet vanwege enige bijzondere verdienste in hem, maar gewoon omdat hij de zoon van zijn vader was, dat hij het eigendom kreeg wat hij nu bezit. Zo is het ook met de hemel. De mens die deze heerlijke erfenis zal ontvangen, zal deze niet verkrijgen door de werken van de wet, noch door de inspanningen van het vlees; het zal hem worden gegeven door genadig recht, omdat hij is “wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden.” (1 Petrus 1:3 SV) en zo een erfgenaam van de hemel is geworden door het bloed en de geboorte. Zij die tot een nieuw leven komen zijn zonen en dochters, want is er niet geschreven, dat Hij “vele kinderen tot de heerlijkheid zal leiden” (Hebreeën 2:10 SV)? Zij komen daar niet als dienstknecht; geen enkele dienstknecht heeft recht op de erfenis van zijn meester. Laat hem nog zo trouw zijn, maar hij is niet de erfgenaam van zijn meester. Maar omdat jullie kinderen zijn – kinderen door Gods adoptie, kinderen door de wedergeboorte van de Geest – omdat jullie door een bovennatuurlijke kracht opnieuw geboren zijn, worden jullie erfgenamen van het eeuwige leven en gaan jullie de vele huizen van het huis van onze Vader hierboven binnen. Laten we dan altijd begrijpen, als we aan de hemel denken, dat het een plaats is die van ons is en een staat die we moeten genieten als resultaat van de geboorte – niet als resultaat van het werk.