Enkele jaren geleden hoorde ik een oude dominee het volgende voorval vertellen. Hij had jarenlang het Woord gepredikt in een woud, dichtbij een mooi dorp in de Hooglanden. Het was zijn onveranderlijke gewoonte, om na afloop van zijn eigen dienst, zich naar de kapel van de baptisten te begeven om met het daar vergaderde volk het avondmaal des Heeren te gebruiken. Tijdens deze diensten sloot men de deuren, opdat de avond- maalgangers door geen in- of uitgaan gestoord mochten worden.
Op zekere dag woog hem de last van Zijn Heere zo zwaar op zijn ziel, dat hij begeerde zich vrij te maken van zijn hoorders. Vandaar dat de kerkdienst langer dan gewoonlijk duurde. Hij moest zich nu haasten om de kapel te bereiken. Toen hij naderbij kwam, zag hij hoe de koster de buitendeur sloot. Hij riep naar hem, maar werd niet gehoord. Juist op het moment dat de dominee voor de kerkdeur stond, hoorde hij hoe aan de binnenkant de grendel ervoor geschoven werd. Hij liep nu om de kapel heen, keek omhoog naar de vensters, maar kon nergens een toegang vinden dan de ene deur die gesloten was.
Aandachtig luisterde hij naar het gezang en dacht hoe gelukkig Gods volk daar binnen was, terwijl hij zelf buiten gesloten bleef. Deze gebeurtenis heeft zo’n indruk op hem gemaakt, dat hij haar nooit meer kon vergeten en hij vroeg zich af: ’Zal het ten laatste ook zo zijn? Zal ik de poort van de hemel nog op tijd bereiken om te zien hoe de laatste vrij gekochte binnengaat en de deur achter hem onherroepelijk wordt gesloten?’ O, haast en spoed u dan om uws levenswil nu de poort van de hemel nog niet op slot is, nu het nog de dag van zaligheid is!