Hij heeft op God vertrouwd; laat Die Hem nu verlossen als Hij Hem welgezind is, want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon. Mattheüs 27:43
Met deze woorden gaat de profetie in de Psalmen in vervulling. ‘Allen die mij zien, bespotten mij; zij trekken de lippen op, zij schudden het hoofd en zeggen: Hij heeft zijn zaak op de HEERE gewenteld – laat Die hem bevrijden! Laat Die hem redden, als Hij hem genegen is (Psalm 22:8-9).’ Onze Heere beantwoordt de oude profetie naar de letter. Het is heel pijnlijk voor het hart om onze gezegende Meester voor te stellen toen Hij stierf, te midden van een wilde menigte, die naar Hem keek en Hem bespotte, Zijn gebed belachelijk maakte en Zijn geloof beledigde. Voor hen was niets heilig; zij drongen het heilige der heiligen van Zijn vertrouwen in God binnen en bespotten Hem over dat geloof in de HEERE waarvan zij wisten dat het waar was. Zie, beste vrienden, hoe slecht de zonde is, omdat de Zondedrager zo smartelijk lijdt om er verzoening voor te doen! Zie ook de schande van de zonde, want zelfs de Vorst der heerlijkheid wordt, als Hij de gevolgen ervan draagt, met verachting overladen!
Zie ook, hoe Hij ons heeft liefgehad! Om onzentwil heeft Hij ‘het kruis verdragen en de schande veracht (Hebr. 12:2b)’. Hij hield zoveel van ons dat Hij zelfs de wreedste verachting op Zich nam, zodat Hij onze schaamte kon wegnemen en ons in staat kon stellen om naar God op te zien. Geliefden, de manier waarop mensen onze Heere Jezus Christus behandelen is het duidelijkste bewijs van totale verdorvenheid. De harten van deze mensen moeten wel van steen zijn om een stervende Heiland uit te lachen en zelfs Zijn geloof in God te bespotten! Het lijkt wel of het mededogen uit de mensheid is verdwenen, terwijl de goddeloosheid op de troon zit. Hoe afschuwelijk het schilderij ook is, het zal je toch goed doen om het te schilderen. Je hebt geen canvas, penseel, palet of kleuren nodig. Laat je gedachten de omtrek tekenen en je liefde de details opvullen. Ik zal niet klagen als de kleuren het beeld nog intenser maken. De Zoon van God, Die door de engelen met gesluierd gelaat wordt aanbeden, wordt met minachtende ogen aangekeken door mensen die hun tong uitsteken en spottend uitroepen: ‘Hij heeft zijn zaak op de HEERE gewenteld – laat Die hem bevrijden! Laat Die hem redden, als Hij hem genegen is.’
Terwijl we onze Heere hier zien in Zijn verdriet en schaamte als onze Plaatsvervanger, moeten we niet vergeten dat Hij er ook is als ons Voorbeeld. Wat in veel Psalmen naar David lijkt te verwijzen, lijken in de Evangeliën naar Jezus, onze Heer, te verwijzen. Vaak zal de lezer van de Psalmen zich afvragen: ‘Over wie spreekt de profeet?’ Soms moet hij de draden uit de knoop halen en onderscheid maken tussen wat van David is en wat van de Zoon van God. En vaak lukt het hem helemaal niet om de draden uit de knoop te halen, omdat ze één zijn en zowel op David als op de God van David betrekking kunnen hebben. Dit is bedoeld om ons te laten zien dat het leven van Christus een weerspiegeling is van het leven van Zijn volk. Hij lijdt niet alleen voor ons als onze Plaatsvervanger, maar Hij lijdt voor ons als ons Voorbeeld. In Hem zien we wat ook wij moeten verdragen. ‘Want zoals Hij is, zijn ook wij in deze wereld’ (1 Joh. 4 :17b). Ook wij moeten aan de wereld gekruisigd worden, en daarbij kunnen we de beproevingen van het geloof en de spot verwachten die met deze kruisiging gepaard gaan.
‘Verwonder u niet, mijn broeders, als de wereld u haat’ (1 Joh. 3:13). Ook jij moet buiten de legerplaats lijden. Niet om de wereld te verlossen, maar om de Goddelijke doelen in jou te vervullen, zodat door jou de wereld het kruis en haar schande mag leren kennen. Christus is de Spiegel van de Kerk. Wat het Hoofd heeft doorstaan, zal ook elk lid van het lichaam in zekere mate moeten doorstaan. Laten we de tekst in dit licht lezen. Hier zien we wat Jezus in onze plaats heeft geleden en leren we Hem lief te hebben met heel ons hart. We zien hier ook, als in een profetie, hoe wij omwille van Hem moeten lijden door toedoen van mensen. Dat de Heilige Geest ons moge helpen in onze overdenking, zodat we onze Heere, Die voor ons geleden heeft, vuriger kunnen liefhebben en ons zorgvuldig kunnen wapenen met dezelfde gezindheid die Hem in staat stelde om zo’n vijandschap van zondaars tegen Zichzelf te verdragen.