Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
Zeg tot mijn ziel: Ik ben uw heil. Psalm 35:3
Wat leert mij dit liefelijke gebed? Het zal mijn avondgebed zijn; maar laat het mij eerst een leerzame overdenking verschaffen. Dit woord bewijst mij allereerst, dat David ook twijfelingen kende; want waarom zou hij bidden: “Zeg tot mijn ziel: Ik ben uw heil,” indien hij niet soms had te strijden met twijfel en vrees? Laat mij dus goedsmoeds zijn, dat ik niet de enige gelovige ben, die over kleingelovigheid klaagt. Zo David twijfelde, behoef ik niet te denken, dat ik geen Christen ben, omdat ik twijfelingen ken. Het tekstwoord herinnert mij ook, dat David niet tevreden was, terwijl hij vrees en twijfel voelde, maar dat hij terstond tot de troon der genade ging om zekerheid af te smeken, welke hij meer waard vond dan veel fijn goud. Ook ik moet naar zekerheid streven aangaande mijn aanneming in de Geliefde, en geen vreugde kennen, indien Zijn liefde niet uitgestort is in mijn ziel; indien mijn Bruidegom mij verlaten heeft, moet en wil ik vasten. Dit woord leert mij tevens, dat David wist, waar volkomen zekerheid te verkrijgen was. Hij wendde zich tot zijn God in het gebed, uitroepende: “Zeg tot mijn ziel: Ik ben uw heil.” Ik moet veel alleen zijn met God, indien ik een helder bewustzijn wil hebben van Jezus’ liefde. Waar het gebed ophoudt, wordt het oog des geloofs verduisterd. Veel bidden, is veel in de hemel leven; traag zijn in het bidden, is weinig vorderingen maken. Evenzo merk ik op, dat David niet tevreden was, tenzij zijn verzekerdheid een goddelijke oorsprong had, “zeg tot mijn ziel.” Heer! zeg Gij het! Niets buiten een goddelijk getuigenis in de ziel zal ooit de Christen tevreden stellen. Nog meer: David rustte niet, alvorens zijn verzekerdheid zeer persoonlijk was: “Zeg tot mijn ziel: Ik ben uw heil.” Heer! al zei Gij dit tot al de gelovigen, het baatte mij niet, indien Gij het ook niet tot mij zei. Heer, ik heb gezondigd! Ik verdien Uw glimlach niet; ternauwernood durf ik het vragen, maar o! zeg tot mijn ziel: “Ik ben uw heil!” Laat mij een gedurig, persoonlijk, onfeilbaar, onbetwistbaar bewustzijn hebben, dat ik de Uwe ben, en dat Gij de mijne zijt.