En Hij zeide: Ik ben die God, uws vaders God; vrees niet van af te trekken naar Egypte; want Ik zal u aldaar tot een groot volk zetten. Ik zal met u aftrekken naar Egypte en Ik zal u doen weder optrekken, mede optrekkende; en Jozef zal zijn hand op uw ogen leggen. Genesis 46:3-4
Jakob moet bij de gedachte het land van zijn vaderen te verlaten en onder vreemdelingen te gaan wonen, gebeefd hebben. Dat was een geheel nieuwe situatie met waarschijnlijk veel beproevingen. Wie zal het aandurven om zonder vrees onder vreemdelingen te gaan wonen? Maar de weg was hem duidelijk aangewezen en daarom besloot hij te gaan. Dat is vaak ook de situatie van de gelovigen nu. Ze worden geroepen om van baan te veranderen en krijgen met situaties te maken die nieuw en onbekend voor hen zijn. Laten ze op zulke momenten een voorbeeld nemen aan Jakob door God te smeken en Zijn leiding te zoeken; laten ze geen stap verzetten totdat zij de zegen van de Heere ontvangen hebben. Dan zullen zij Jakobs Metgezel als hun vriend en helper hebben. Wat een zegen is het ervan verzekerd te zijn dat de Heere op al onze wegen met ons is, te weten dat Hij Zich verwaardigt ons in onze vernederingen en aanvechtingen bij te staan! Zelfs aan de andere kant van de oceaan straalt de liefde van onze Vader zoals de zon schijnt in haar kracht. Als Jehova belooft met ons te gaan, kunnen we niet aarzelen voort te gaan; dan wordt zelfs de vallei des doods verlicht door de heerlijkheid van deze verzekering. Als de gelovigen voortgaan met het geloof in hun God, zullen ze Jakobs belofte ontvangen. Zij zullen weer worden teruggevoerd, of dat nu van de moeite van het leven of de kamers des doods is. Jakobs zaad werd op Gods tijd weer uit Egypte gebracht en zo zullen alle gelovigen ongedeerd de beproevingen van het leven en de verschrikking van de dood passeren.