5 Laat hen beschaamd en achterwaarts gedreven worden, allen, die Sion haten. 6 Laat hen worden als gras op de daken, hetwelk verdort, eer men het uittrekt; 7 Waarmede de maaier zijn hand niet vult, noch de garvenbinder zijn arm; 8 En die voorbijgaan, niet zeggen: De zegen des HEEREN zij bij u! Wij zegenen ulieden in den Naam des HEEREN.
Het is niet meer dan rechtvaardig dat zij die de goeden haten, belagen en kwellen, vernietigd worden. Wie goed en kwaad verwarren, moeten met verbijstering geslagen worden, en wie God de rug toekeren, dienen ruggelings onderuit te gaan. Trouwe onderdanen wensen kwaad toe aan degenen die samenzweren tegen hun koning. Hoe kunnen wij voorspoed toewensen aan hen die willen vernietigen wat ons hart het dierbaarst is? Het huidige tijdsgewricht is zo oppervlakkig dat iemand die de Verlosser liefheeft, een fanaticus wordt genoemd, en als hij de macht van het kwaad haat, heet hij een dweper. Wat onszelf betreft, wij sluiten ons van harte aan bij deze openlijke veroordeling; en in ons hart zouden wij de oude praktijk van de Ebal en de Gerizim willen doen herleven, waar diegenen die God zegenden gezegend werden, en diegenen die zichzelf tot een vloek voor de rechtvaardigen maakten, vervloekt werden.
De Kerk van God is zo dienstig, zo luisterrijk, zo ongevaarlijk en zo vol van het goede, dat diegenen die haar kwaad doen de hele mensheid kwaad doen en behandeld dienen te worden als de vijanden van het mensdom. Lees een hoofdstuk uit het Boek der martelaren, en kijk of u niet de neiging voelt een vloekpsalm over bisschop Bonner en Bloody Mary uit te spreken. Het is mogelijk dat een of andere gevoelige romanticus u dat kwalijk neemt; als dat gebeurt, spreek er dan nog een over hem uit.
In oogsttijden zegenen mensen elkaar in de naam van de Heere; maar er is niets in houding en gedrag van de goddeloze wat doet denken aan het geven of ontvangen van een zegen. Bij een controle van begin tot eind van het leven van een zondaar hebben wij eerder de neiging te gaan huilen dan ons te verheugen, en we voelen ons eerder genoopt hem mislukking dan succes te wensen. Wij durven vrome uitdrukkingen niet louter als complimenten te gebruiken, en daarom durven wij kwaaddoeners niet Gods zegen te wensen, tenzij wij meedoen aan hun boze daden. Als vervolgers de heiligen verontrusten, kunnen wij niet zeggen: ‘De zegen van de Heere zij met u’. Als zij de godvrezenden smaden en de leer van het kruis bestrijden, durven wij hen niet te zegenen in de naam van de Heere. Het zou schandelijk zijn de naam van de rechtvaardige Jehova aan te tasten door Zijn zegen uit te spreken over onrechtvaardige daden.
Zie hoe godvrezende mensen ruw worden geploegd door hun tegenstanders, en hoe er toch een oogst van komt die blijft en zegen brengt; terwijl de goddelozen, ook al floreren ze even en denken ze totaal onkwetsbaar en buiten bereik van het kwaad te zijn, al spoedig verdwenen blijken te zijn zonder een spoor achter te laten. Heere, reken mij tot Uw heiligen. Laat mij delen in hun leed als ik ook deel mag hebben aan hun glorie. Zo wil ik deze psalm tot de mijne maken, en Uw naam verheerlijken, omdat Uw beproefden niet verdelgd worden en Uw vervolgden niet verlaten worden.
Overweging:
De gelovigen krijgen in hun lijden de overhand en overwinnen; maar de goddelozen worden in hun daden verslagen en komen jammerlijk om, zoals alle geschiedenissen van alle tijden en eeuwen duidelijk aantonen.
