16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. 17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf. 18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. 20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los. 21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen. 23 Daarna kwam Israël in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham.
De tegenwoordigheid van God bleef met Zijn uitverkorenen terwijl ze in Kanaän verbleven, en ze verliet hen niet toen ze geroepen werden helemaal naar Egypte te gaan. Ze gingen daar niet heen uit eigen wil, maar onder goddelijke leiding, en sindsdien bereidde de Heere hun weg en schonk Hij hun voorspoed totdat Hij het raadzaam achtte hen opnieuw het beloofde land binnen te leiden. Jozef was de voorhoede en pionier voor de hele clan. Zijn broers verkochten hem, maar God zond hem. Waar de hand van de goddelozen zichtbaar is, kan Gods hand onzichtbaar aan het werk zijn, hun boze werk terzijde schuivend. Niemand was méér een ‘man’, of geschikter om de spits aan te voeren, dan Jozef.
Er werd een droomuitlegger gezocht, en zijn broers hadden van hem gezegd: ‘Ziet, daar komt die meester-dromer aan!’ Als wij een man om zo’n boodschap zouden sturen, zouden we hem geld meegeven – Jozef gaat als een haveloze; wij zouden hem met gezag bekleden – Jozef gaat als een slaaf; wij zouden hem de volle vrijheid laten – Jozef is een lijfeigene. Toch zou geld weinig zin hebben gehad als het graan zo duur was; gezag zou eerder ergerniswekkend voor farao geweest zijn dan van invloed op hem, en vrijheid had Jozef mogelijk niet in verbinding gebracht met farao’s hoveling en zijn andere dienaren, en dan had de roep van zijn vaardigheid in het uitleggen mogelijk niet het oor van de koning bereikt. De weg van onze Heere naar Zijn middelaarstroon liep via het kruis van Golgotha; onze weg naar de heerlijkheid loopt door de rivieren van smart. Farao gaf Jozef de bevoegdheid het opslaan van de zeven overvloedige oogsten te organiseren, en de voorzieningen te treffen voor de komende periode van schaarste.
Alle schatten van Egypte stonden onder zijn beheer, ja, de graanschuren van de wereld werden afgegrendeld en geopend op zijn bevel. Zodoende was hij in de best denkbare positie om het huis van Israël, waarmee het verbond gesloten was, in leven te houden. Zoals onze Heere Zelf in Egypte beschermd werd tegen de vijandschap van Herodes, zo vond eeuwen eerder het uitverkoren volk een even gerede beschutting in tijd van nood. God heeft altijd een toevlucht voor Zijn heiligen, en als de hele aarde hun geen uitwijkplaats zou kunnen schenken, zou de Heere Zelf hun woonplaats zijn, en hen opnemen en doen liggen aan Zijn boezem.
Wij kunnen er altijd van op aan dat wij gevoed worden, al zou de hele wereld van honger omkomen. Het is heerlijk te bedenken dat onze meerdere Jozef de volkeren regeert tot heil van de Zijnen. Het betaamt ons in rustig vertrouwen elke politieke catastrofe te doorstaan, omdat Jezus op de troon der voorzienigheid zit, als Koning der koningen en Heere der heren, en daar zal zitten tot het einde der tijden.
Overweging:
Jozef was een type van Jezus Christus, Die, omdat Hij God is, eigenaar van hemel en aarde is, die Hij immers heeft geschapen.