Hoe klein is de afstand tussen leven en dood! Het leven is slechts de voorhof van de dood en onze pelgrimstocht op aarde niets dan een reis naar het graf. De polsslag die de verlenging van ons leven aanduidt, slaat ook onze dodenmars. Het bloed dat onze lichamen doorstroomt en waarin het leven bestaat, drijft ze voorwaarts de dood tegemoet. O, hoe nauw is de dood aan het leven verbonden. Bomen groeien om neergeveld te worden. Koninkrijken verheffen zich en bloeien; zij bloeien slechts om te verwelken, zij verheffen zich om neer te storten. De dood is de zwarte knecht, die achter de levenswegen rijdt. De dood bereikt alles in deze wereld, en heeft alle aardse dingen gestempeld met het zegel van het graf.
Maar, gelooft zij God! Er is een plaats, waar hij niet het spoor van het leven volgt als de schaduwen van de avond op de middagzon, waar hij niet de metgezel van het leven is, zich daaraan vasthechtende als een broeder. Daar heerst het leven alleen, daar wordt de doodsklok nimmer geluid. Gezegend land boven de wolken! Om daar te komen, moeten wij sterven, maar indien wij na de dood een heerlijke onsterfelijkheid verkrijgen, dan is het sterven gewin.