Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
Ik heb tot het zaad van Jacob niet gezegd: Zoek Mij tevergeefs. Jesaja 45:19
Wij kunnen veel troost putten uit de overdenking van wat God niet heeft gezegd. Wat Hij heeft gezegd is onuitsprekelijk vol troost en genot; wat Hij niet heeft gezegd is bijna niet minder rijk aan troost. Door dat de Heere niet had gesproken, werd het rijk van Israel bewaard in de dagen van Jerobeam, de zoon van Joas, “want de Heere had niet gesproken, dat Hij de naam van Israel van onder de hemel verdelgen zou.” 2 Kon. 14:27. In onze tekst hebben wij de verzekering, dat God het gebed zal horen, omdat Hij niet gezegd heeft tot het zaad van Jacob: “zoek Mij tevergeefs.” Gij, die u zelf bittere verwijtingen doet, moet gedenken, dat wat ook uw twijfel en uw vrees mag zeggen, indien God u niet van de genade heeft afgesneden, er geen plaats bestaat voor wanhoop; zelfs de stem van het geweten is van weinig betekenis, zolang die niet wordt bevestigd door de stem van God. Beef voor hetgeen God heeft gezegd; maar laat uw dwaze inbeeldingen u niet met neerslachtigheid en zondige mismoedigheid overstelpen. Veel vreesachtige lieden zijn gekweld geworden door het vermoeden, dat er iets mocht bestaan in Gods raadsbesluit, dat hen van alle hoop buitensloot; hier echter is een doorslaand bewijs tegen die lastige vrees, want geen waar zoeker kan onder de toorn zijn besloten. “Ik heb niet in het verborgene gesproken, in een donkere plaats van de aarde; Ik heb niet gezegd, zelfs niet in het verborgene van mijn ondoorgrondelijk raadsbesluit: “zoek Mij tevergeefs.” God heeft duidelijk geopenbaard, dat Hij het gebed zal verhoren van hen, die tot Hem roepen, en deze verklaring kan niet worden gelogenstraft. Hij heeft zo vast, zo waarachtig, zo rechtvaardig gesproken, dat er voor twijfel geen plaats kan bestaan. Hij openbaart zijn wil niet in onverstaanbare woorden, maar duidelijk, en bepaald zegt Hij: “Bid, en gij zult ontvangen.” Geloof, o gij levende ziel, deze onomstootbare waarheid, dat het gebed moet en zal worden verhoord, en dat nimmer, zelfs niet in de verborgenheden van de eeuwigheid, de Heere heeft gezegd tot enig levende ziel: “zoek Mij tevergeefs.”