De Heere Jezus heeft de gevangenis, gevankelijk weggevoerd en is nu gezeten aan de rechterhand van God, om voor eeuwig onze voorspraak te zijn. Kan uw geloof zich Hem voorstellen? Als de priester uit de stam van Levi, staat Hij met uitgestrekte armen; majesteit is er in Zijn voorkomen en Hij spreekt met gezag. Op Zijn hoofd draagt Hij de schitterende priesterhoed, en op Zijn borst prijken de blinkende edelgesteenten, waarop voor altijd de namen van Zijn volk zijn gegraveerd. Luister, hoe Hij pleit – hoort u het niet? Is het niet uw gebed, dat Hij brengt voor de troon? Uw morgengebed van vanmorgen herhaalt Hij voorde troon van Zijn Vader. De bede, die u slaakte, spreekt Hij daar nu uit.
Hij is het altaar en de Hogepriester en bewierookt onze gebeden met Zijn eigen offerande. En nochtans hebt u misschien lang gebeden, zonder verhoord te worden. Arme huilende smekeling! U hebt de Heere gezocht en Hij schijnt u niet gehoord of althans niet verhoord te hebben naar de begeerte van uw ziel. En daarom bent u zwaarmoedig en somber: ”Zie op tot Hem en schep moed.” Slaagt u niet, Hij zal slagen. Blijft uw gebed onopgemerkt. Zijn voorspraak kan niet onopgemerkt blijven. Kunnen uw gebeden nutteloos zijn, de Zijne nooit; Hij is de Zoon van God – Hij pleit en Hij zal overwinnen, God kan Zijn eigen Zoon, Die eens de genade met Zijn bloed heeft gekocht, niet weigeren, wat Hij nu vraagt. Wees dan vol goede moed, ga door met uw smekingen; want Jezus leeft om voor u te bidden.