En zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal, waarheen gij trekken zult. Gen. 28:15
Hebben wij op reis zegeningen nodig? Hier zijn een paar uitgezóchte: de tegenwoordigheid en de bewaring van God. Op alle plaatsen hebben wij beide nodig, en wij zullen ze op alle plaatsen ontvangen, als wij gaan op de roepstem van onze plicht en niet louter onze eigen neiging volgen. Waarom zouden wij de verhuizing naar een ander land als een verdrietige noodzakelijkheid beschouwen, wanneer zij ons door de wil van God wordt opgelegd? Een gelovige is in alle landen op gelijke wijze een pelgrim en een vreemdeling, en toch is de Heere in elk gebied zijn woning, zoals Hij dat voor al Zijn heiligen in alle geslachten is geweest. Het ontbreekt ons misschien aan de bescherming van een aards vorst, maar wanneer God zegt: “Ik zal u behoeden”, zijn wij niet wezenlijk in gevaar. Dit is een gezegend paspoort voor een reiziger en een hemels geleide voor een emigrant. Jakob had tevoren nooit de tent van zijn vader verlaten: hij was moeders jongen geweest en geen avonturier als zijn broeder. Toch ging hij naar het buitenland en God ging met hem. Hij had weinig bagage, en geen begeleiders, toch reisde geen vorst ooit met een edeler lijfwacht. Zelfs terwijl hij sliep in het open veld, waakten engelen over hem en sprak de HEERE God tot hem. Als de HEERE ons beveelt te gaan, laten wij dan met onze Heere Jezus zeggen: “Staat op, laat ons vanhier gaan”.