De dienaar is niet verantwoordelijk voor zijn succes. Hij is wel verantwoordelijk voor de boodschap die hij brengt; hij moet verantwoording afleggen over zijn leven en zijn daden; maar hij is niet verantwoordelijk voor andere mensen. Ook al zou ik alleen maar Gods Woord prediken en al zou er nooit iemand gered worden, dan nog zou de Koning zeggen: Goed gedaan, gij goede en getrouwe dienaar! Al zou ik slechts mijn boodschap brengen en al zou er niemand luisteren, dan nog zou Hij zeggen: U hebt de goede strijd gestreden: ontvang uw kroon. U kent de woorden uit de tekst: Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus, in degenen, die zalig worden, en in degenen, die verloren gaan. Dit zal gebeuren, als ik u slechts vertel hoe een dienaar van het Evangelie in de Bijbel genoemd wordt.
Soms wordt hij een ambassadeur genoemd. Nu, waarvoor is een ambassadeur verantwoordelijk? Hij gaat naar een land als gevolmachtigde; hij spreekt in termen van vrede; hij gebruikt al zijn talenten voor zijn meester; hij probeert duidelijk te maken dat oorlog schadelijk is voor de voorspoed van de verschillende landen; hij ijvert voor de vrede, maar de andere koning weigert die hooghartig. Als hij terug komt naar huis, zal zijn meester zeggen: Waarom heeft u er niet voor gezorgd dat er vrede kwam? Wel, mijn Heer, zou hij dan geantwoord hebben, ik heb hen de voorwaarden verteld, maar zij hebben er niet op geantwoord. Dan zal hij zeggen: Goed dan, u hebt gedaan wat uw plicht was; als de oorlog voortduurt, zal ik u er niet de schuld van geven.
Ook wordt de dienaar van het Evangelie wel een visser genoemd. Een visser nu is niet verantwoordelijk voor de hoeveelheid vis die hij vangt, maar voor de manier waarop hij dat doet. Voor sommige dienaars is dat een geluk, daar ben ik zeker van, want zij hebben nooit vis gevangen of zelfs maar vis in de nabijheid van hun netten gehad. Ze hebben hun hele leven verspeeld met vissen met de meest elegante zijden lijnen en gouden en zilveren haakjes; ze gebruikten altijd mooie gepolijste zinnen; maar ondanks dat wilde de vis niet bijten, terwijl wij die op een wat ruigere manier te werk gaan, de haak in de bek van velen gekregen hebben. Wanneer wij echter het net van het Evangelie op de goede plaats hebben uitgezet en wij vangen toch niets, dan zal de Meester de fout niet bij ons zoeken. Hij zal zeggen: Visser, hebt u uw werk gedaan? Hebt u uw net in de zee uitgegooid toen het stormde? Ja, mijn Heer, dat heb ik gedaan. En wat hebt u gevangen? Slechts een of twee vissen. Wel, Ik had u een hele school vissen kunnen sturen, als Ik dat gewild had; het is niet uw schuld; in Mijn soevereine Welbehagen geef Ik, waar en wanneer het Mij belieft, of Ik onthoud het iemand. Maar wat u betreft, u hebt goed gewerkt, dus hier is uw beloning.
Soms ook wordt de dienaar een zaaier genoemd. Er is geen boer die vindt dat iemand die zaait ook verantwoordelijk is voor de oogst; het enige waarvoor hij verantwoordelijk is, is dat hij het zaad zaait en dat hij het goede zaad zaait. Als het terecht komt op goede grond, is hij blij; maar als het naast de weg valt en de vogels pikken het op, wie zal dan de zaaier hiervoor veroordelen? Kon hij het helpen? Nee, hij deed zijn plicht; hij verspreidde het zaad wijd en zijd, en hij liet het daar liggen. Wiens schuld is het? Zeker niet die van de zaaier.
Wanneer er nu een dienaar in de hemel komt met maar een schoof op z’n rug, zal zijn Meester zeggen: Eens was u een zaaier, nu bent u een oogster. Waar hebt u deze ene schoof geoogst? Mijn Heer, ik zaaide op de rotsen, en het wilde niet groeien. Alleen een enkel zaadje werd toevallig op een zondagochtend door de wind iets weggeblazen, en het viel in een voorbereid hart; en dit is mijn ene schoof. En de engelenkoren zullen juichen: Hallelujah!
Een schoof geoogst op een rots geeft God meer eer dan duizend schoven van goede bodem. Laat hem daarom net zo dicht bij de troon plaatsnemen als die jonge man, die gebogen onder de last van z’n vele schoven, uit een zeer vruchtbare landstreek komt en al z’n schoven meebrengt. Ik geloof dat als er al verschillende trappen van glorie bestaan, dat die niet in verhouding staan tot het succes, maar met de ijver waarmee wij aan het werk zijn geweest. Als we het goed bedoelen en als we er met ons hele hart naar streven om het goede te doen als dienaars en toch nooit enig effect zien, zullen we toch de kroon ontvangen. Des te gelukkiger is de man tegen wie in de hemel gezegd wordt: Hij zal voor altijd schijnen, want hij was wijs en hij won vele zielen voor de gerechtigheid. Het is altijd mijn grootste vreugde om te geloven dat wanneer ik in de toekomst de hemel zal binnenkomen, dat ik zal zien dat de poorten open zullen staan en een engel zal zien binnenvliegen, die mij recht in het gezicht kijkt en dan glimlachend voorbijvliegt naar Gods troon en voor Hem neerbuigt.
En wanneer hij Hem eer heeft bewezen, zal hij naar mij toe komen vliegen en mij een hand geven, en als er al tranen zijn in de hemel zal ik zeker huilen; dan zal hij zeggen: Broeder, van uw lippen hoorde ik het woord; uw stem bracht mij voor het eerst op de hoogte van mijn zonde; hier ben ik en u bent het instrument waardoor ik gered ben. En wanneer de poorten dan een voor een open zullen gaan, zullen zij binnenkomen, de zielen die gewonnen zijn. Ieder van hen ontvangt een ster, ieder ontvangt een verschillende edelsteen in de diadeem van de glorie; ieder van hen weer andere eer en andere noten in het gezang van de lofprijzing. Gezegend is de mens die zal sterven in de Heere, en zijn werken volgen hem na. Want zo spreekt de Heilige Geest.
Wat zal er gebeuren met sommige goede christenen wanneer de kronen in de hemel worden afgemeten naar de hoeveelheid van zielen die door hen gered zijn? Sommigen van u zullen een kroon in de hemel hebben zonder een enkele ster erin. Enige tijd geleden las ik een verhaal over een kroon zonder sterren in de hemel – er was een man in de hemel met een kroon zonder een enkele ster erin! Geen mens was door hem gered! Hij zal in de hemel zitten zo blij als hij kan, want de soevereine genade heeft hem gered; maar wat is het wat om in de hemel te verblijven zonder een enkele ster! Moeder, wat zou u ervan zeggen om in de hemel te zijn zonder een van uw kinderen als een ster aan uw kroon? Dominee, wat zou u ervan zeggen dat u een goede preker was en nu geen ster hebt?
En u, schrijver, zal het u goed doen om net zo eervol te hebben geschreven als Milton en nu in de hemel gevonden te worden zonder een ster? Ik ben bang dat wij hier te weinig aandacht aan besteden. Mensen doen maar, ze schrijven maar dikke boeken die ze voor eeuwig in bibliotheken plaatsen en hun namen worden beroemd, maar hoe weinigen zijn er op uit om voor eeuwig sterren te verdienen in de hemel? Werk door, kind van God, werk door; want als u God wilt dienen, zal het brood dat u uitstrooit over het water na veel dagen gevonden worden. Als u de os of de ezel er laat lopen, zult u glorieus oogsten op de dag dat Hij komt om Zijn uitverkorenen te vergaderen. De dominee is niet verantwoordelijk voor zijn succes.
Maar wel is het prediken van het Evangelie hoog en heilig werk. Vaak wordt het beroep van een dominee gedegradeerd tot een gewoon vak. Heden ten dage worden mensen opgeleid tot dominee die goede kapiteins op zee geweest zouden zijn, of die het goed gedaan zouden hebben achter de balie, maar die nooit zijn voorbestemd voor de kansel. Zij worden door mensen uitgekozen; ze worden volgestopt met literatuur; ze worden tot op zekere hoogte opgeleid; ze blijken zich netjes te kunnen kleden en de mensen noemen hen dominee. Ik wens hen al Gods kracht toe, al is het alleen maar om hun mond te houden. Door mensen gemaakte dominees hebben geen nut in deze wereld, en hoe sneller we hen kwijtraken, hoe beter dat is. Dit is hun manier van doen: Ze bereiden hun preken heel zorgvuldig voor en lezen die op zondag met zachte stem voor, zodat de toehoorders blij weggaan. Maar dat is niet Gods manier van preken. Als dat wel zo was, heb ik voor altijd voldoende stof om te preken.
Ik kan voor weinig geld manuscripten van preken kopen; dat wil zeggen alleen als ze al vijftig keer eerder zijn gehouden; want als ik ze voor de eerste keer houd, kosten ze ook meer geld. Maar dat is niet de manier. Het prediken van Gods Woord is niet, wat sommigen schijnen te denken, een kinderspelletje, een vak of beroep dat iedereen op zich kan nemen. Iemand moet eerst voelen of hij een heilige roeping ertoe heeft. Daarna moet hij weten of hij werkelijk de Geest van God bezit, en dat wanneer hij spreekt er een invloed van uitgaat die hem in staat stelt om zo te spreken als God dat wil; zo niet dan moet hij de kansel direct verlaten, hij heeft geen recht om er te zijn, ook al is het zijn eigen bezit. Hij is niet geroepen om Gods waarheid te prediken, en God zegt tegen hem: Wie bent u dat u Mijn wetten verklaart en uitlegt?
Wat is er zo moeilijk aan om Gods Evangelie te prediken? Het moet wel iets zwaars zijn, want Paulus zegt: Wie is tot deze dingen bekwaam? Ten eerste zal ik u zeggen dat het moeilijk is omdat u zich ertegen moet verzetten om niet door uw eigen vooroordelen beïnvloed te worden. U wilt iets duidelijk zeggen, en uw hart zegt: Meester, als u dat doet, veroordeelt u uzelf; en dan is er de verleiding om het niet te zeggen. Een andere verzoeking is het dat u bang bent om de rijke mensen in uw gemeente voor het hoofd te stoten. U denkt: Als ik zoiets zeg, zal die-en-die zich beledigd voelen; een ander zal die leerstelling niet appreteren, dus is het beter als ik die eruit laat. Misschien zal het gebeuren dat u een luid applaus krijgt van de menigte en dan moet u niets zegen om hun ongenoegen op te wekken, want vandaag roepen ze: Hosanna, maar morgen kruisig hem, kruisig hem.
Al deze dingen werken in op het hart van een dominee. Hij is een mens en dat voelt hij. Soms komt daar het scherpe mes van de kritiek en de pijlen van hen die hem en Zijn Heere haten; en hij kan het niet helpen dat hij dat soms voelt. Hij kan zijn wapenrusting aantrekken en roepen: Ik ben niet bang voor uw kwaadwilligheid; maar er waren tijden dat de boogschutters met hun pijlen zelfs Jozef verwondden. Dan bevindt hij zich in een ander gevaar en zal uit zijn schulp kruipen om zich te verdedigen. Hij die dat doet is een grote dwaas. Maar hij die zijn verleiders alleen laat en die als de adelaar zich niet bekommert om het gekwetter van de mussen of als de leeuw zich niet van de weg afkeert om de grauwende jakhals te verscheuren – hij is de man en hij zal geëerd worden. Het gevaar dreigt steeds dat wij onszelf willen rechtvaardigen. Maar wie is goed genoeg om deze gevaarsrotsen te weerstaan? Wie is tot deze dingen bekwaam? Om rechtop te staan en zondag na zondag, weekdag na weekdag te verkondigen de onschatbare rijkdommen van Christus.