Gijlieden moet wederom geboren worden.
Dit woord van de Heere Jezus heeft menigeen in de weg gestaan, net zoals het vlammende zwaard van de cherub aan de poort van het Paradijs. Zij hebben gewanhoopt, hoewel de verandering volkomen buiten hun macht is. De nieuwe geboorte is van Boven, en daarom is zij niet in de macht van het schepsel. Nu zij het verre van mij om een waarheid te ontkennen, ja zelfs om een waarheid te verbergen, om een valse troost te kunnen aanbieden. Ik erken ten volle, dat de nieuwe geboorte bovennatuurlijk is, en dat zij door de zondaar zelf niet kan worden gewerkt. Het zou mijn lezer heel weinig helpen, als ik vals genoeg was, om hem te bemoedigen door hem over te halen om datgene te verwerpen of te vergeten, dat buiten allen twijfel waar is.
Maar is het niet merkwaardig, dat ditzelfde hoofdstuk, waarin deze zo scherpe, stellige verklaring wordt afgelegd, tegelijkertijd ook de helderste, duidelijkste verklaring bevat omtrent de zaligheid door het geloof? Lees het derde hoofdstuk van het Johannes Evangelie helemaal door, en blijf niet staan bij de eerste zinsneden alleen. Het is waar dat het derde vers aldus luidt: “Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.”
Maar het veertiende en vijftiende vers zeggen ons: “En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des Mensen verhoogd worden; opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.”
Het achttiende vers herhaalt deze heerlijke, zalige leerstelling, en dat wel in de ruimste bewoordingen: “Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eniggeboren Zoon van God”
Het zal iedere lezer duidelijk zijn, dat deze twee verklaringen overeen moeten komen, daar zij door dezelfde lippen werden uitgesproken en vermeld staan op dezelfde door de Heilige Geest ingegeven bladzijde. Waarom zouden wij nu ook moeilijkheid zien, waar geen moeilijkheid is? Indien de ene uitspraak ons verzekert, dat er voor onze zaligheid iets nodig is, dat God alleen kan geven; en indien de andere uitspraak ons verzekert, dat de Heere ons zalig wil maken als wij in Jezus geloven, dan kunnen wij daar veilig uit besluiten, dat de Heere aan hen, die geloven, alles zal geven wat tot de zaligheid nodig is. En, inderdaad, de Heere brengt deze nieuwe geboorte tot stand in allen die in Jezus geloven, en hun geloven is het stelligst bewijs, dat zij wedergeboren zijn.
Wij verlaten ons op Jezus voor datgene, wat wij zelf niet kunnen doen. Als wij het wel zouden kunnen, waarom zou het dan nodig zijn om op Hem te zien? Wij behoren te geloven; maar het is de Heere, die wedergeboren doet worden. Hij wil niet voor ons geloven, noch moeten wij Zijn werk van de wedergeboorte willen doen. Het is voor ons genoeg om te gehoorzamen aan het genaderijk gebod; het is het werk van de Heere om de nieuwe geboorte in ons te werken. Hij, die zo ver kon gaan om voor ons aan het kruis te sterven, kan en wil ons alles schenken, wat voor onze eeuwige zaligheid nodig is.
Maar een zaligmakende verandering van het hart is het werk van de Heilige Geest. Ook dit is volkomen waar, en verre zij het van ons, om het in twijfel te trekken of te vergeten. Maar het werk van de Heilige Geest geschiedt in het verborgene, en kan slechts gezien worden in zijn gevolgen. Er zijn verborgenheden met betrekking tot onze natuurlijke geboorte, die, als we ze zouden onderzoeken een onheilige nieuwsgierigheid zou verraden. Nog meer zou dit het geval zijn met betrekking tot de heilige werkingen van Gods Geest in de ziel. “De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, van waar hij komt en waar hij heengaat; alzo is een iegelijk, die uit de Geest geboren is.” Dit evenwel weten wij: het verborgen werk van de Heilige Geest kan geen reden zijn waarom wij zouden weigeren in Jezus te geloven, van Wie diezelfde Geest getuigt.
Als iemand de opdracht krijgt om een veld te bezaaien, en hij doet het niet, dan zal hij zijn verzuim niet kunnen verontschuldigen door te zeggen, dat het nutteloos is om te zaaien, als God de wasdom niet geeft. Hij zou niet gerechtvaardigd zijn in zijn nalatigheid om de grond te bebouwen, omdat de in het verborgene werkende kracht Gods alleen de oogst kan scheppen. In de gewone gang van het leven laat niemand zich hinderen of terughouden door het feit, dat, zo de Heere het huis niet bouwt, de bouwlieden daar tevergeefs aan arbeiden. Zeker is het, dat niemand die in de Heere Jezus gelooft ooit zal bevinden, dat de Heilige Geest weigert om in hem te werken. Feitelijk is zijn geloven het bewijs, dat de Geest reeds in zijn hart werkt.
God werkt in de voorzienigheid, maar daarom zitten de mensen niet stil. Als God hun geen leven en kracht zou geven, zouden zij zich niet kunnen bewegen; toch gaan zij hun weg zonder daaraan enige twijfel te koesteren. Die kracht wordt hun van dag tot dag geschonken door Hem, in wiens hand hun adem is, en bij wie al hun paden zijn. Zo is het ook in de genade. Wij bekeren ons en geloven, hoewel wij tot geen van beide bij machte zouden zijn geweest, indien de Heere er ons niet toe in staat had gesteld. Wij verlaten de zonde en vertrouwen op Jezus, en dan merken wij, dat de Heere in ons gewerkt heeft beide het willen en het werken naar Zijn welbehagen. Het is dwaasheid om te beweren dat er een of andere moeilijkheid in de zaak is gelegen.
Sommige waarheden, die moeilijk in woorden zijn uit te leggen, zijn zeer eenvoudig in de ervaring. Er is geen verschil tussen de waarheid, dat de zondaar gelooft, en de waarheid dat zijn geloof in hem gewerkt is door de Heilige Geest. Dwaasheid alleen kan de mens er toe brengen om zich te kwellen omtrent zeer eenvoudige zaken, terwijl al die tijd hun ziel in gevaar is. Niemand zou weigeren om in een reddingsboot te gaan, omdat hij het gewicht van de lichamen niet weet; noch zou iemand die bijna sterft van honger, weigeren te eten, eer hij het hele voedingsproces goed heeft begrepen. Als u, mijn lezer, niet wilt geloven vóór dat u alle verborgenheden verstaat, dan zult u nooit behouden worden. En als u toelaat dat uw eigenbedachte moeilijkheden u weerhouden van vergeving aan te nemen door uw Heere en Zaligmaker, dan zult u omkomen door een veroordeling, die u rijkelijk hebt verdiend. Bega dus geen geestelijke zelfmoord door uw liefde voor bovennatuurkundige en zinloze details. U wordt tot andere en betere dingen geroepen.