Wat zoekt gij de Levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan. Gedenkt, hoe Hij tot u gesproken heeft, als Hij nog in Galilea was. Handelingen 1:11
De eerste dag van de week herdenkt de opstanding van Christus. En in navolging van de apostelen hebben we de eerste dag van de week tot onze sabbat gemaakt. Laat dit ons niet zien dat de rust van onze zielen gevonden kan worden in de opstanding van onze Zaligmaker? Is het helder verstaan van de wederopstanding van onze Heere door de kracht van de Heilige Geest niet het allerzekerste middel om ons vrede te laten ervaren? Deel te hebben aan Christus’ opstanding is het genieten van die sabbat die overblijft voor Gods volk. Wij die geloofd hebben in de opgestane Heere mogen ingaan in de rust, net als Hij rust aan de rechterhand van Zijn Vader. We rusten in Hem omdat Zijn werk is volbracht. Zijn opstanding is het bewijs dat Hij alles wat nodig is om Zijn volk te redden volmaakt heeft gedaan, en in Hem zijn wij volmaakt. Ik geloof dat gedachten vol van deze rust vanmorgen in de harten van de gelovigen gezaaid worden als we een pelgrimstocht maken naar het nieuwe graf van Jozef van Arimathea en de plaats bezien waar de Heere gelegen heeft.
I. Als eerste wil ik vanmorgen met u spreken over leerrijke herinneringen die liggen rond de plaats waar Jezus sliep “met de rijken in Zijn dood”. Hoewel Hij er nu niet meer is, Hij is er zeer zeker wel geweest, want Hij was “gekruisigd, gestorven en begraven”. Hij was net zo dood als de doden nu zijn. En hoewel Hij niet aan ontbinding onderhevig was en de banden des doods Hem niet langer vast konden houden dan de bestemde tijd, toch was Hij vast en zeker dood. Geen licht was er in Zijn ogen gebleven, geen leven in Zijn hart, gedachten waren Zijn met doornen gekroonde voorhoofd ontvlucht en de spraak was van Zijn gouden mond geweken. Hij was niet slechts in schijn, maar in wezen dood. Dat heeft de speerstoot voor eens en altijd bewezen. Daarom werd Hij in de grafkelder gelegd, een dode, een geschikte bewoner voor het stilIe graf. En hoewel Hij er niet meer is, omdat Hij is opgestaan, gaan wij zoeken naar herinneringen van Zijn verblijf. We hebben niet genoeg aan het “heilig graf’ met bijgelovige dweperij, maar in gedachten willen we de dierbare aandenkens aan de opgestane Verlosser verzamelen.
Allereerst heeft hij de specerijen in het graf gelaten. Toen Hij opstond nam Hij de kostbare aroma’s waarin Zijn lichaam gewikkeld was niet mee, maar Hij liet ze daar. Jozef bracht honderd pond mirre en aloë mee, en de geur is er achtergebleven. In de zoetste geestelijke betekenis van het woord heeft onze Heere Jezus het graf met geur gevuld. Het ruikt niet meer naar vergankelijkheid en vuil bederf, maar we kunnen met de dichter zingen:
“Why should we tremble to convey
These bodies to the tomb?
There the dear flesh of Jesus lay
And left a long perfume”.
Het nederige bed daarginds in de aarde heeft nu de geur van kostelijke specerijen en is bedekt met de liefelijkste bloemen, want op het kussen heeft onze trouwste Vriend Zijn heilige hoofd gelegd. We zullen niet van afgrijzen terugdeinzen van de kamers der dood, want de Heere Zelf heeft er vertoefd, en waar Hij gaat moet de angst wijken.
De Meester heeft er ook Zijn grafklederen achtergelaten. Hij kwam niet in doeken gewikkeld uit het graf. Hij droeg ook geen lijkwade meer toen Hij leefde, maar toen Petrus het graf binnenging zag hij de doodsklederen netjes opgevouwen bij elkaar liggen. Zeg ik te veel als ik stel dat Hij ze achterliet als draperieën van de koninklijke slaapkamer waar Zijn heiligen in slapen? Ziet hoe Hij ons laatste bed met gordijnen behangt! Ons slaapvertrek is niet langer kaal en somber als een cel in een gevangenis, maar behangen met fijn wit linnen en bevallige wandtapijten. Een kamer die geschikt is om een prins rust te bieden! We gaan in vrede naar onze laatste slaapkamer omdat Christus haar voor ons gestoffeerd heeft.
Of als we de beeldspraak veranderen, dan kunnen we ook zeggen dat onze Heere die grafklederen voor ons heeft achtergelaten als bewijzen van Zijn gemeenschap met ons in onze nederige staat. En als tekenen dat zoals Hij het doodskleed aflegde, wij dat ook zullen doen. Hij is opgestaan van Zijn bed en heeft Zijn nachtgewaad achtergelaten als een bewijs dat als wij opstaan er ook andere klederen voor ons zullen zijn.
Laten we opnieuw het beeld veranderen. In kathedralen en andere belangrijke gebouwen hangen vaak oude gehavende vlaggen, als herinneringen aan verslagen vijanden en gewonnen veldslagen. In het graf waar Jezus de dood overwon, hangen zo Zijn grafklederen als trofeeën van Zijn overwinning op de dood en als verzekeringen voor ons dat heel Zijn volk meer dan overwinnaars zal zijn door Hem die hen liefgehad heeft. “Dood waar is uw prikkel? Hel waar is uw overwinning?”
Dan, keurig opgevouwen en apart neergelegd, liet de Heere de doek achter die om Zijn hoofd gewikkeld was. Daar ligt die doek nu. De Heere had hem niet meer nodig toen Hij weer tot leven kwam. Gij die treurt mag hem gebruiken als zakdoek om uw tranen te drogen. Weduwen en wezen, rouwende broers en wenende zussen, en u, Rachels, die niet getroost wilt worden omdat uw kinderen er niet meer zijn, hier: neem deze doek waarin het gezicht van uw Heiland was gewikkeld en droog daarmee voor eeuwig uw tranen. De Heere is waarlijk opgestaan en daarom zegt Hij: ’’Bedwing uw stem van geween, en uw ogen van tranen; want er is loon voor uw arbeid, spreekt de HEERE; want zij zullen uit des vijands land wederkomen”. “Uw doden zullen leven”. O treurende, samen met het dode lichaam des Heeren zullen ze herrijzen; weest niet bedroefd, “gelijk als de anderen, die geen hoop hebben. Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven is en opgestaan, alzo zal ook God degenen, die ontslapen zijn in Jezus, wederbrengen met Hem”.
Wat heeft de opgestane Zaligmaker nog meer achtergelaten? Ons geloof heeft geleerd om zoete herinneringen te verzamelen bij het bed van de verkwikkende sluimering van onze Heere. Nu geliefden. Hij heeft er engelen achtergelaten en zo het graf gemaakt tot
“a cell where angels use
to come and go with heavenly news.”
Eerst waren er geen engelen in het graf, maar bij Zijn opstanding zijn ze neergedaald. Eén heeft de steen weggerold en de anderen zaten waar hel lichaam van Jezus gelegen had. Zij waren de persoonlijke dienaren en lijfwachten van de grote Prins en daarom dienden zij Hem bij Zijn opstanding, hielden de wacht bij de deur en beantwoordden de vragen van Zijn vrienden. Engelen zijn vol leven en energie, maar toch aarzelden ze niet om zich bij het graf te verzamelen. Ze versierden de opstanding zoals bloemen de lente versieren. Ik lees nergens dat onze Meester ooit de engelen teruggeroepen heeft van het graf van Zijn heiligen, dus als gelovigen zo arm sterven als Lazarus en net zo ziek en veracht, dan zullen de engelen hun zielen dragen in de boezem van hun Heere. En dan zullen hun lichamen door hen bewaakt worden, zo zeker als Mozes’ lichaam bewaakt werd doorMichael, die erom met de vijand streed. Engelen zijn zowel de bedienden van de levende heiligen als de bewaarders van hun stof.
Wat liet onze Liefste nog meer achter? Hij liet een open doorgang in het graf achter. De steen werd afgewenteld. Het huis des doods heeft geen deur. We zullen, op onze beurt, als de Meester niet spoedig terugkomt, afdalen in de gevangenis van het graf. Maar wat voor een gevangenis! Er zijn geen grendels of tralies! Er is zelfs geen deur die achter de bewoners dichtslaat! Onze Simson heeft de poorten eruit gelicht en de deuren van het graf met al hun tralies weggedragen. De sleutel is weggenomen van de gordel van de dood en is in de handen van de Prins van het Leven. Het verbroken zegel en de flauwgevallen wachters zijn de bewijzen dat de kerkers van de dood hun gevangenen niet meer kunnen verbergen. Zoals Petrus die, toen de engel hem bezocht, zijn boeien af voelde vallen terwijl ijzeren poorten uit zichzelf voor hem opengingen, zo zullen de heiligen een bereide ontsnapping vinden op de morgen van de opstanding. Ze zullen een poosje slapen, ieder op zijn rustplaats, maar ze zullen klaar zijn om op te staan, want de steen is afgewenteld. Een machtige engel heeft de steen weggerold, want die was erg groot, en toen hij dat had gedaan, ging hij erop zitten. Zijn kleed was wit als sneeuw en zijn gezicht als de bliksem en toen hij op de steen zat, leek het wel alsof hij tegen de dood en de hel zei: “Rol hem eens terug als je kunt!”
“Who shall rebuild for the tyrant his prison!
The sceptre lies broken that fell from his hands;
His dominion is ended, the Lord is arisen;
The helpless shall soon be released from their bands”.
Eén ding wil ik nog noemen dat mijn Heere in Zijn verlaten graf achterliet. Een paar maanden geleden bezocht ik een aantal grote urnenbewaarplaatsen, zoals die buiten de poorten van Rome te vinden zijn. Je gaat een groot vierkant gebouw binnen dat verzonken is in de aarde, en moet verschillende trappen af. Terwijl je die trappen afdaalt, zie je in de vier muren van een grote kamer ontelbare kleine vakjes, die de as bevatten van tienduizenden overleden mensen. Meestal staat er voor ieder vak waar as bewaard wordt een lamp. Ik heb honderden, zo niet duizenden, van die lampen gezien, maar die waren allemaal uit. Ze zagen er ook niet naar uit dat ze ooit gebrand hadden. Ze lieten geen licht schijnen in de duisternis van de dood. Maar nu is onze Heere in het graf gegaan en heeft het met Zijn aanwezigheid verlicht. “Het licht van Zijn liefde is onze gids in sombere duisternis”. Door het Evangelie heeft Jezus licht en onsterfelijkheid gebracht en nu is er licht in de duiventil waar de christenen nestelen. Ja, er is licht op ieder kerkhof en het zal in de nachtwaken branden totdat de dag aanbreekt en de schaduwen zullen vlieden. Totdat de opstandingsmorgen aanbreekt.
Zo laat het lege graf van de Heiland ons vele zoete herinneringen die we zullen verzamelen voor ons onderwijs.
2. Onze tekst spreekt van vergeefse zoektochten. “Wat zoekt gij de Levende bij de doden? Hij is hier niet, want Hij is opgestaan”. Er zijn plaatsen waar zij die Jezus zoeken niet moeten verwachten Hem te vinden, hoe ijverig ze ook zoeken, hoe eerlijk hun verlangen ook is. Een man is niet te vinden waar hij niet is en er zijn plaatsen waar Christus nooit ontdekt zal worden.
Op dit moment zie ik er velen zoeken tussen de monumenten van de ceremoniële godsdienst, of wat Paulus noemt: “de zwakke en arme beginselen”. Zij onderhouden “dagen en maanden, en tijden en jaren”. Sinds het moment dat onze Heere opstond, zijn jodendom en alle andere symbolische godsdiensten niet meer dan graven. De afspiegelende feesten waren instellingen van God, maar toen Christus gekomen was, werden de afspiegelingen niets meer dan lege grafkelders. Sinds die tijd hebben mensen andere symbolen verzonnen, maar die hebben Gods goedkeuring niet en zijn graven der doden. Hijzelf verklaarde: “de ure komt, wanneer gijlieden noch op dezen berg, noch te Jeruzalem, den Vader zult aanbidden. Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders den Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook dezulken, die Hem alzo aanbidden”. Jezus heeft het voorhangsel gescheurd en de ceremoniële dienst afgeschaft, maar nu proberen mensen hem weer nieuw leven in te blazen, de graven die Jezus afbrak weer op te bouwen.
Helaas, er zijn vele anderen die Christus als hun Zaligmaker zoeken lussen de graven van de morele reformatie. Onze Heere vergeleek de Farizeeën met witgepleisterde graven. Vanbinnen waren zij vol dorre doodsbeenderen, maar vanbuiten waren ze fraai versierd. O hoe probeert men toch zichzelf wit te pleisteren als men zich ongemakkelijk over zichzelf gaat voelen! Hier en daar wordt een grove zonde opgegeven, niet in het hart, maar uiterlijk, en een goed werk wordt gedaan, niet in de ziel, maar alleen de uiterlijke daad, en zo hopen ze gered te worden. Maar ze blijven vijanden van God, liefhebbers der zonde en werkers der ongerechtigheid. Ze hopen dat een schone buitenkant van de kop en schotel de Allerhoogste zal bevredigen en dat Hij niet zo streng zal zijn om naar binnen te kijken en hun harten te beproeven.
Wat zoekt gij de Levende toch bij de doden? Velen hebben vrede in hun geweten gezocht in morele hervormingen, maar als de Heilige Geest hen werkelijk van hun zonden overtuigde, kwamen ze er al snel achter dat ze een levende Christus tussen de graven zochten. Hij is hier niet, want Hij is opgestaan. Als Christus dood was geweest, dan hadden we net zo goed kunnen zeggen: “Ga heen en doe uw best om uw eigen zaligmaker te zijn”. Maar omdat Christus leeft, wil Hij geen hulp van u. Hij zal u redden, van top tot teen of helemaal niet. Hij zal uw Alpha en Omega zijn en als u uw hand op Zijn werk legt en denkt Hem daarmee op een of andere manier te kunnen helpen, dan onteert u Zijn heilige naam en wil Hij niets met u te maken hebben. Zoek geen levende redding onder de graven van uitwendige vormendienst.
Te veel mensen ook doen hun uiterste best om de levende Christus te vinden tussen de graven die in dikke bossen aan de voet van Sinaï aanwezig zijn. Ze zoeken het leven in de wet.De wet die de dood dient. De mens meent dat hij gered wordt door Gods geboden te onderhouden. Ze moeten hun best doen en ze stellen zich voor dat hun ernstige werkzaamheden geaccepteerd zullen worden, en op deze manier zullen zij dus zichzelf redden. Dit idee van eigengerechtigheid staat lijnrecht tegenover de geest van het Evangelie. Het Evangelie is niet voor u die zichzelf kunt redden, maar voor degenen die verloren zijn. Als u uzelf redden kunt, ga dan uw gang, en bespot de Zaligmaker niet met uw hypocriete gebeden. Strompel tussen de graven van het oude Israël en verga net als zij in de wildernis, want Mozes en de wet kunnen u nooit naar de rust leiden. Het evangelie is voor zondaren die de wet zelf niet kunnen houden, die de wet gebroken hebben en zich de straf op de hals gehaald hebben. Die weten dat ze dit gedaan hebben en het belijden. Voor zulken is de Heiland gekomen om hun overtredingen uit te wissen. Zoek de zaligheid niet door de werken der wet, want daardoor wordt geen vlees gerechtvaardigd. Door de wet is de kennis der zonde, en niets meer; maar gerechtigheid, vrede, leven en redding komen door het geloof in de levende Jezus Christus, en op geen andere manier. “Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden”, maar als u uw eigen rechtvaardiging werkt, zult u zeker verloren gaan, omdat u de gerechtigheid van Christus verworpen hebt.
Anderen zijn er die de levende Christus tussen de graven zoeken door iets goeds te zoeken in de menselijke natuur, in hun eigen natuurlijke hart en gezindheid. Ik kan u nu zien, omdat ik u al lang ken en dit al lang uw dwaasheid is. U gaat het knekelhuis van uw eigen natuur binnen en vraagt: “Is Jezus hier?” Geliefden, u bent bedroefd en terneergeslagen en dat verwondert mij niets. Kijk naar die botten en die verbleekte geraamtes. Kijk naar die hoop verrotting en verderf, dat lichaam des doods. Kunt u het verdragen? “Ach”, zult u zeggen, “inderdaad ben ik een slecht mens, maar ik zoek iets goeds in mijn vlees”. Ach geliefden, u zucht tevergeefs. U kunt net zo goed de hel omspitten om de hemel erin te vinden als in uw eigen vleselijke natuur zoeken om vertroosting te vinden. Zie nu: God heeft de oude natuur weggedaan en haar aan de dood overgegeven.
Onder de oude wet was de besnijdenis het wegdoen van het vuil van het vlees. Na het wegdoen van dat vuil zou het vlees misschien gebeterd worden. Maar nu, onder het nieuwe verbond, hebben we een veel dieper symbool, want “weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven, door den doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden”. De oude mens is begraven, als een dood iets waar niets goeds uit kan komen. “Dit wetende, dat onze oude mens [met Hem] gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde tenietgedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen”. God probeert niet ons oude vleselijke bestaan te verbeteren, Hij maakt ons nieuwe schepselen in Christus Jezus.
Te veel mensen hebben ook geprobeerd om Christus in de sombere catacomben van de wereldse filosofiete vinden. Men hoort op zondag bijvoorbeeld graag een preek vol gedachten – gedachten in de moderne betekenis van het woord, die verder gaan dat de eenvoudige lessen van de Bijbel, zo niet ertegenin. Als een man vertelt wat hij in de Schrift vindt, zegt men dat hij gemeenplaatsen preekt. Maar als een man zijn gehoor vermaakt met zijn eigen dromen, hoe tegengesteld ze ook mogen zijn aan Gods gedachten, is hij een “denker”, een “zeer geleerd prediker”. Er zijn er die het gebazel van dagdromers en de grofheden van sceptici boven alles waarderen. Als ze kunnen horen wat een ongelovige professor tegen inspiratie te zeggen heeft, of als ze zich in kunnen laten met de nieuwste godslasteringen, voelen sommige hoorders dat ze vorderingen maken in die hogere cultuur waarover vandaag de dag zo geroemd wordt.
Maar geloof me, de van de vleermuizen vergeven grotten van de valse wijsbegeerte en gepretendeerde wetenschap zijn al keer op keer doorzocht, maar de zaligheid woont er niet. In Paulus’ dagen waren er de gnostici, die al de kronkelige citaten van waanwijze leringen natrokken, maar het enige wat ze ontdekten was “een ander evangelie, daar er geen ander is”. De wereld kent God niet door haar wijsheid. Na het ronddolen door de akelige catacomben van de filosofie komen we terug om de frisse lucht van het levende Woord in te ademen en wat de doolhoven van de wetenschap betreft, brengen we met moeite uit: “Hij is hier niet”. De rede heeft Hem niet gevonden in haar diepste schachten, noch de speculatie in haar hoogste verheffing. En toch is Hij echt niet ver van ons verwijderd.
Athene heeft zijn onbekende God, maar in het eenvoudige Evangelie is God gekend in de persoon van Jezus. Socrates en Plato houden hun kaarsen omhoog, maar Jezus is de ziel. Onze modernen vitten en redetwisten, en toch is de levende Christus onder ons. Hij bekeert zondaren, bemoedigt heiligen en maakt God groot. Als de Heere een dood discussiepunt was, dan zou de filosofie ons kunnen helpen, maar nu Hij een levende kracht is, is een levend zaadje van geloof in Hem beter dan bergen filosofie. O gij die het leven en de levendmakende Geest niet kent, wat hebt u met de opgestane Heere te maken? De wereld van het verderf kan net zo goed een oordeel vellen over de engelen, als u rechters kunt zijn over de waarheid aangaande Jezus onze Heere.
Hoe sterk wenste ik dat u die de zaligheid gezocht hebt in een van deze richtingen, die hopeloze taak zou opgeven en verstaan dat Christus vlak bij u is. Dat als u met uw hart in Hem zou geloven en met uw mond Hem belijden, dat u dan gered zou worden. “Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! want Ik ben God, en niemand meer”. Dit is Zijn roepstem naar u toe. “Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods”. “Gelooft in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden”. Jezus leeft nog steeds en kan tot het uiterste zalig maken. Alles wat u doen moet, is eenvoudig uw geloofsblik op Hem te richten: door dat geloof wordt Hij de uwe en wordt u gered maar o, zoek de Levende niet bij de doden, want Hij is opgestaan.
3. We zullen opnieuw van toon veranderen en in de derde plaats beschouwen: Ongeschikte verblijfplaatsen. De engel zei tot de vrouwen: “Hij is hier niet, want Hij is opgestaan”. Dat wil zoveel zeggen als: omdat Hij leeft, verblijft Hij hier niet. De levende Christus had in het graf kunnen blijven zitten. Hij had het tot Zijn rustplaats kunnen maken, maar dat zou niet passend zijn geweest. En zo leert Hij ons vandaag dat christenen zich op plaatsen moeten bevinden die passend voor hen zijn. U bent in Christus opgestaan, dan hoort u niet in het graf te verblijven. Ik zal nu tot hen spreken die met allerlei bedoelingen in het graf wonen, hoewel ze uit de dood zijn opgestaan.
Sommigen van hen zijn goede mensen, maar hun karakter, en wellicht hun verkeerde overtuigingen van hun taak, laat hen te allen tijde somber en mismoedig zijn. Ze hopen dat ze in Christus geloofd hebben, maar ze zijn er niet zeker van. Ze geloven wel dat ze gered zijn, maar ze willen niet zo aanmatigend zijn om het hardop te zeggen. Ze durven met verblijd te zijn in de overtuiging dat ze aangenomen zijn in de Geliefde. Ze houden van de treurige snaren van de harp, ze treuren over een afwezig God. Ze hopen dat de goddelijke beloften vervuld zullen worden, ze geloven dat ze misschien een dezer dagen tot het licht zullen komen, dat ze iets van de Gods stralende liefde mogen zien, maar nu zijn ze daar nog niet aan toe. Ze wonen in de vallei van de schaduwen des doods en hun ziel is zwaar belast.
Beste vriend, denkt u dat dit voor een christen een juiste toestand is om in te leven? Ik trek geen moment uw christenzijn in twijfel, want ik twijfel daar niet half zoveel aan als uzelf. Ik heb een betere mening over u dan u over uzelf hebt. De meest sidderende gelovige in Jezus is gered en uw kleine beetje geloof zal u redden. Maar denkt u echt dat Christus bedoelt dat u moet blijven waar u bent, zittend in het koude stille graf onder stof en as? Waarom zou u ondergronds blijven? Waarom komt u niet in de hof van de Meester, waar de bloemen geuren? Waarom geniet u niet van het frisse licht van de volle verzekering en de zoete geur van de troostende invloeden van de Geest? Het was een krankzinnige die tussen de graven woonde. Doe hem niet na. Zeg niet: Ik ben zo’n zondaar, dit is alles wat ik verdien.
Want als u over verdienen begint, hebt u het Evangelie helemaal losgelaten. Ik weet dat u in Jezus gelooft. En dat u uw hoop voor al het goed van de wereld niet op zult geven. Tenslotte is Hij u een dierbare Christus. Kom dan, verblijd u in Hem, hoewel u zich niet in uzelf kunt verblijden. Kom geliefden, kom uit die akelige grafkelder, verlaat die plek onmiddellijk! “Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, zo zult gij toch worden als vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven geluwen goud”. Uw Meester komt nu tot u en Hij zegt: “Mijn duive, zijnde in de kloven der steenrotsen, in het verborgene ener steile plaats, toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen; want uw stem is zoet, en uw gedaante is liefelijk”. Leden van het lichaam van de opgestane Zaligmaker, wilt u nog in uw graven blijven liggen?
Sta op en kom mee! Twijfel niet langer, gelovige, wat is de oorzaak dat u aan God twijfelt? Heeft Hij u ooit voorgelogen? Trek de kracht van het dierbare bloed toch niet langer in twijfel. Waarom zou u eraan twijfelen? Kan het u niet reinigen van uw zonde? Kunt u zichzelf nog langer afvragen of u gered bent – als u gelooft dat u zo veilig bent als Christus Zelf veilig is? U kunt niet méér verloren gaan dan Christus dat kan als u rust in Hem. Zijn Woord bevestigt dat. Zijn eer is ermee gemoeid. Hij zal u zeker de beloofde rust geven. Wees daarom blij.
Ik heb een broeder gekend die al zo lang in de catacomben en gewelven woonde, dat hij zijn broeders veroordeelde voor het verblijven in het zonlicht. Hei zei: “Ik kan me niet voorstellen dat iemand zo vol vertrouwen kan spreken. Dat begrijp ik niet”. Geliefde broeder, omdat u het niet begrijpt, daarom is het nog niet verkeerd. De arenden hebben veel dat de uilen niet begrijpen. U die altijd op die manier kniest en u bezorgd maakt, u zondigt tegen God, u bedroeft Zijn Geest, u handelt niet overeenkomstig uw christelijke belijdenis, en toch oordeelt u anderen die geloven dat God waar is en Hem op Zijn Woord geloven en daardoor blijdschap en troost uit Zijn beloften putten. Doe dat nooit! Het zou echt slecht van u zijn om u op te werpen als rechter. Bid in plaats daarvan of de Heere Zijn aanschijn wil laten lichten over u. Of Hij u blijdschap wil geven en vrede in het geloven. Hij heeft immers gezegd: “Verblijdt u in den HEERE, en verheugt u, gij rechtvaardigen! en zingt vrolijk, alle gij oprechten van harte!” Kom uit het graf, geliefde broeder, want Jezus is hier niet. En als Hij er niet is, waarom zou u er dan zijn? Hij is opgestaan. O, sta ook op in vertroosting, in de kracht van Zijn Geest.
Er is nog een ander soort mensen dat tussen de graven verblijft. Ik bedoel dan christenen, en ik geloof ook ware christenen, die heel erg in de wereldleven. Het is geen zonde voor een mens om ijverig te zijn in zijn werk, maar het is een droevige fout als ijver in het werk gedrevenheid in de geest tenietdoet en als er geen dienen van God meer is in het dagelijks leven. Een christen moet ijverig zijn in het bezorgen van hetgeen eerlijk is voor alle mensen, maar er zijn er die hier niet tevreden mee zijn. Ze hebben genoeg, maar ze begeren meer, en als ze meer hebben, strekken ze hun handen uit om alles te omvatten, zoals de zee die iIe hele kust omvat. Hun belangrijkste gedachten gaan niet uit naar God, maar naar goud, niet naar Christus, maar naar rijkdom.
O broeders, broeders, laat mij toe u ernstig te bestraffen, opdat u in de voorzienigheid geen ernstige bestraffing in uw ziel ontvangt. Christus is hier niet! Hij woont niet tussen de stapels zilver. U kunt wel heel rijk zijn, maar toch Christus niet in dit alles vinden. En u kunt arm zijn, maar als Christus met u was, dan was u zo gelukkig als de engelen. Hij is hier niet want Hij is opgestaan! Een marmeren graf kon Hem niet vasthouden, noch zou een gouden graf Hem kunnen bevatten. Laat uw bezit u niet bezitten. Ontdoe u van de lijkwade van uw hart. Werp al uw bekommernissen op Hem Die voor u zorgt. Laat uw gesprekken hemels zijn. Zet uw hart niet op de dingen van deze aarde, maar zet het op de dingen van Boven, waar Christus zit aan de rechterhand van God.
Nog eenmaal in dit punt een onderwerp dat nog verdrietiger is: er zijn er die leven in het dodenhuis van de zonde. Toch zeggen ze dat ze het volk van Christus zijn. Nee, ik wil niet zeggen dat ze in de zonde leven, maar ze doen wat misschien nog wel erger is: ze gaan naar de zonde om er hun plezier in te vinden. Ik denk dat we een mens meer kunnen oordelen over waar hij zijn vermaak in vindt, dan in iets anders. Een mens zegt misschien: “Ik bezoek niet gewoonlijk de vermakingen van de wereld, ik word niet altijd gevonden daar waar zonde en vrolijkheid samengaan en waar wereldlingen dansen op de rand van de hel, maar ik ga er af en toe heen om mezelf eens te verwennen”.
Ik moet de opmerking van Rowland Hill aanhalen, die een professor, een lid van zijn kerk, tegenkwam toen die op weg was naar het theater. Hij zei: “Ik begrijp dat u een theaterbezoeker bent”. “Nee”, zei de ander, “ik ga slechts zo nu en dan om mezelf te trakteren”. “Ah”, zei Hill,“dat maakt het nog veel erger. Stelt u zich eens voor dat iemand zei: “Die Rowland Hill heeft een ijzeren maag. Hij eet kadavers.” En men vraagt mij: “Is het waar, meneer Hill, dat u van kadavers leeft?” “Nee, gewoonlijk eet ik die niet, maar als iets extra’s nuttig ik er een schotel van”. Dan zou u denken dat ik nog veel smeriger was dan wanneer ik altijd kadavers zou eten. Er ligt veel kracht in deze opmerking. Als iets dat aan het onreine en wellustige grenst een traktatie voor u is, wel, dan is uw hart onrein en zoekt u uw vermaak en troost bij de doden. Tegenwoordig zijn er zaken waar mensen hun vermaak in zoeken die slechts geschikt zijn om idioten te laten lachen, of anders om engelen te laten wenen. Wees kieskeurig, christelijke mannen en vrouwen, in uw gezelschap.
Gij zijt broeders van Christus, wilt u zich vermengen met de kinderen van Belial? Gij zijt erfgenamen van de volmaaktheid in Christus, zelfs nu bent u gekleed in vlekkeloos linnen, en gij zijt schoon en liefelijk in Gods ogen. Gij zijt een koninklijk priesterschap, de uitverkorenen der mensheid, wilt u uw klederen door de modder slepen en uzelf tot vermaak der Filistijnen stellen? Wilt u omgaan met de armoedige kinderen der wereld? Nee; leef overeenkomstig uw afkomst en uw nieuwgeboren natuur, en zoek de levenden nimmer bij de doden. Jezus is er nooit geweest, ga er zelf ook niet heen. Hij had het rumoer en de onrust van het wereldse vermaak niet lief, Hij at vlees van een ander soort. Mocht u het leven der opstanding sterk in uw geest voelen!
4. Maar ik ga verder. In de vierde plaats wil ik u waarschuwen voor onredelijke diensten. Die goede mensen tegen wie de engelen zeiden: “Hij is hier niet, want Hij is opgestaan”, droegen een last. Wat droegen ze? Wel, wit linnen. En wat nog meer? Ponden specerijen, de kostbaarste die ze konden kopen. Wat gaan ze ermee doen? Ha, als een engel zou kunnen lachen, dan denk ik dat hij geglimlacht moet hebben toen hij ontdekte dat ze gekomen waren om Christus te balsemen. “Wel, Hij is niet hier, en, sterker nog, Hij is niet dood. Hij heeft geen balseming nodig. Hij leeft!” U zult op Goede Vrijdag en op deze paaszondag overal in Engeland de massa’s, ongetwijfeld oprechte, mensen wel gezien hebben die Christus kwamen balsemen. Ze lieten de kerkklokken luiden omdat Hij dood was en ze hingen crêpe over wat ze hun altaar noemen, omdat Hij dood was. Ze vastten en zongen droevige gezangen over hun dode Zaligmaker.
Ik prijs de Heere dat mijn Verlosser niet dood is en ik heb ook geen klokken om voor Hem te luiden. Hij is opgestaan, Hij is hier niet! Daar komen ze, de massa’s met hun witte linnen en hun kostbare specerijen om een dode Christus in te wikkelen. Zijn de mensen gek geworden? “Nee”, zeggen ze, “we deden het alleen maar na”. O, was dat het? Een poppenkastvoorstelling, nietwaar? De zalige verzoening van Golgotha als een toneelstuk! Dan klaag ik degenen die deze godslasteringen uitvoeren aan voor de troon van de eeuwige God, Die mijn woorden hoort. Ik beschuldig hen van spotternij om datgene te imiteren dat eens en voor altijd gedaan is, om nooit meer herhaald te worden. Nee, ik kan me niet voorstellen dat ze het grote offer willen nadoen, en daarom ga ik ervan uit dat ze echt dachten dat hun Heiland dood was. En daarom zeiden ze: “Luid de klok voor Hem! Kniel neer en ween voor Zijn beeld aan een kruis!”
Als ik geloofde dat Jezus Christus op Goede Vrijdag gestorven was, dan vierde ik de hele dag feest, omdat Zijn dood voorbij is. Omdat Hij het grote feest van het heilig avondmaal ingesteld heeft tot Zijn gedachtenis, volg ik Zijn bevel en vast ik niet. Wie zou er neerzitten en treuren over een eens dode vriend van wie je weet dat hij het leven teruggekregen heeft en verhoogd is in kracht? Waarom zou u de klok laten luiden voor een levende vriend? Ik veroordeel de goede mensen echter niet meer dan de engelen die heilige vrouwen veroordeelden. Ze mogen alleen hun specerijen mee terug nemen en hun witte linnen ook, want Jezus leeft en heeft ze niet nodig.
Op andere manieren doen veel pietluttige mensen hetzelfde. Kijk hoe ze hun best doen om het Evangelie te verdedigen. De wetenschap van de aardrijkskunde en rekenkunde heeft ontdekt dat Mozes geen gelijk had. Dadelijk komen er velen om Jezus Christus te verdedigen. Ze komen met argumenten voor de Bijbel en verontschuldigen zich ervoor, alsof de Schrift nu wat verouderd is en we haar kloppend moeten proberen te maken met moderne ontdekkingen en filosofieën van deze huidige periode. Dat lijkt mij precies hetzelfde als komen met uw linnen en kostbare specerijen om Hem in te wikkelen. Ik vraag me af of Butler en Paley beiden niet meer ongelovigen gemaakt hebben dan bekeerden en de meeste verdedigingen van het Evangelie niet volslagen onbeschaamdheden zijn.
Het Evangelie heeft geen verdediging nodig. Als Jezus Christus niet leeft en Zijn eigen strijd niet kan voeren, dan bevindt het christendom zich in een droevige toestand. Maar Hij leeft en we hoeven Zijn Evangelie slechts in al haar eenvoud te preken. De kracht die ervan uitgaat zal dan het bewijs zijn van haar waardigheid. Geen ander bewijs zal de mens ooit overtuigen. Ongetwijfeld zijn de verontschuldigingen en verdedigingen goed bedoeld, zo was de balseming door deze goede vrouwen goed bedoeld. Ze zijn echter van weinig waarde. Geef Christus de ruimte, geeft Zijn predikers de ruimte en de mogelijkheden om het Woord te prediken. Laat de waarheid gebracht worden in eenvoudige taal en u zult de Meester spoedig horen zeggen: “Neem het linnen weg! Neem de specerijen weg! Ik leef! Ik wil ze niet!”
We zien hetzelfde bij andere goede mensen die gesteld zijn op ouderwetse, stereotiepe manieren. Ze willen alles laten doen op precies dezelfde manier waarop het honderd of tweehonderd jaar geleden gedaan werd. De puriteinse liturgie moet gehandhaafd blijven en daar moet niet van afgeweken worden. De manier om het Evangelie te prediken moet exact dezelfde zijn als hoe de goede oude dominee die-en- die het predikte. Op de preekstoel moet de akeligste somberheid heersen die mogelijk bereikt kan worden, de predikant moet saai zijn van vroomheid en de hele eredienst moet kalmpjes gaan zoals het hoort. Vele specerijen en fijn linnen om een dode Christus in te wikkelen.
Ik verheug me erin om gebruikelijke vormen af te breken. Het is geweldig om je voet dwars door regeltjes die slechts menselijk zijn te trappen, want het leven kan niet gebonden zijn aan regeltjes die slechts voor de doden geschikt zijn. De dood ligt ingewikkeld als een mummie in een museum, zij zal altijd het juiste doen, of beter nog, zij doet helemaal niets. Maar het leven, de werkelijkheid, zal zichzelf onverwachte wegen tonen. Het leven zal zeggen wat de dood niet zeggen kan, het zal uitbreken waar het niet verwacht werd en al uw wetten en regeltjes in duizend stukken breken. Maar nog zie ik die goede mensen, hun handen opgeheven in hun schrik, en ze roepen: “Breng hier de Arabische gom, de mirre en de aloë, breng het linnen hier, we moeten voor onze lieve dode Meester zorgen”.
Laat Hem met rust. Mens, laat Hem met rust, Hij leeft en heeft uw wikkelingen niet nodig. Ik aarzel niet om te zeggen dat veel van de liturgie van de dissenters, anglicanen, presbyterianen en allerlei groepen, en een groot deel van hun stichtelijkheden, regeltjes en“ zoals-het-vroeger-was-nu-is-en-altijd-zal-blijven”-geneigdheid alleen maar specerijen en banden voor een dode Christus zijn. Maar Christus leeft! En wat nodig is: Geef Hem de ruimte! Ik zeg dit niet voor mezelf -doe ik niet alles op de juiste manier?- maar ik zeg het omwille van ernstige broederevangelisten die, bij het preken tot de armen, een overdaad aan taal en wellicht daad gebruiken. Laat hen het gebruiken. Haarklovers zeggen dat het toneelspelers zijn. Speelde echter ooit iemand zo toneel als Ezechiël?
Deden niet alle apostelen vreemde dingen om de aandacht van de mensen te krijgen? Wel, deze zelfde aanklacht werd ingebracht tegen Whitfield en Wesley. “Deze mensen doorbreken alle regels”, enzovoort. Wat een zegening is het als mensen dal doen kunnen! Hill ging naar Schotland om het Evangelie te prediken en men zei dat hij op de rug van alle liturgie en stichtelijkheid reed. Toen zei hij: “Ik zal mijn beide paarden deze namen geven, dan is het waar”. Het was ongetwijfeld waar. Hij reed werkelijk op de rug van de liturgie en de stichtelijkheid. Maar met deze vreemde rossen trok hij zielen tot Christus, en het doorbreken van de regels zorgde ervoor dat hij die mannen en vrouwen bereiken kon die anders op welke andere manier dan ook onbereikbaar zouden blijven. Wees bereid om Christus m Zijn werk vrij te laten en geef Zijn dienaren de vrijheid om Hem te dienen zoals de Geest van God hen leiden zal.
5. Ten slotte wilde ik spreken over het verbazingwekkende nieuws dat deze goede vrouwen te horen kregen. “Hij is hier niet, want Hij is opgestaan”. Dit was verbazingwekkend nieuws voor Zijn vijanden. Ze zeiden: “We hebben Hem gedood, we hebben Hem in het graf gelegd, het is voorbij voor Hem”. Aha! Schriftgeleerde, Farizeeër, priester, wat hebben jullie gedaan? Uw werk is tenietgedaan, want Hij is verrezen! Het was verbazingwekkend nieuws voor satan. Ongetwijfeld droomde hij dat hij de Zaligmaker verslagen had, maar Hij is opgestaan! Wat een huivering is er door alle gewesten van de hel gegaan! Wat een nieuws was het voor het graf! Nu was het totaal verwoest en de dood was haar prikkel kwijtgeraakt. Wat een nieuws voor de bevende heiligen! “Hij is waarlijk opgestaan!”
Zij grepen moed en zeiden: “De goede zaak is nog steeds de juiste en zij zal overwinnen, want onze Christus leeft nog en staat aan het hoofd ervan”. Het was goed nieuws voor zondaren. Jazeker, goed nieuws voor elke zondaar hier. Christus leeft. Als u Hem zoekt, zal Hij door u gevonden worden. Het is geen dode Christus op wie ik u vandaag wijs. Hij is verrezen en Hij kan redden hen die door Hem tot God komen. Er is geen beter nieuws dan dit voor bedroefden, voor ellendige, moedeloze en wanhopige mensen: de Heiland leeft, machtig om te redden en gewillig om u aan Zijn liefhebbende hart te ontvangen. Dit was verheugend nieuws, geliefden, voor al de engelen en geesten in de hemel, inderdaad.
En vandaag is het verheugend nieuws voor ons. We zullen leven in de kracht ervan met de hulp van Zijn Geest. We zullen het onze broeders vertellen zodat zij zich met ons verblijden kunnen en we zullen niet langer meer wanhopen. We zullen niet meer toegeven aan twijfel en angst, maar we zullen tot elkaar zeggen: “Hij is waarlijk opgestaan; laat ons hart zich verblijden”. De Heere zegene u. Laat ons in het komen naar Zijn tafel, en ik geloof dat velen van de Zijnen zullen komen, onze opgestane Meester ontmoeten.
Amen.