Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
Daarna. Hebreeën 12:11
Hoe gelukkig zijn beproefde Christenen, daarna. Geen rust zo diep als die na de storm. Wie heeft zich niet verheugd over heldere zonnestralen na de regen? Zegefeesten zijn voor wel geoefende soldaten. Na het doden van de leeuw eten wij de honing; na het bestijgen van de heuvel Moeilijkheid, zitten wij in het prieel uit te rusten; na het doortrekken van het dal der vernedering, na het gevecht met Apollyon, verschijnt de blinkende bode met de genezende tak van de boom des levens. Onze beproevingen, gelijk aan voorbij zeilende schepen op zee, laten een zilveren streep van heilig licht achter zich. Een diepe, stille vrede volgt op de vreselijke onrust, die eens in onze geplaagde, schuldige zielen heerste. Zie dan, hoe gelukkig de toestand van de Christen is. Hij bewaart het beste voor het laatst, en heeft daarom in deze wereld het slechtste het eerst. Maar zelfs dat slechte is “daarna” goed; ‘t zijn diepe voren met het ploegijzer, die een blijde oogst voorbereiden. Zelfs nu wordt hij rijk door zijn verliezen, stijgt hij door zijn vallen, leeft hij door te sterven en wordt hij vol door leeg te lopen; als dan zijn smartelijke beproevingen hem zoveel vredige vrucht opleveren in dit leven, wat zal dan “hierna” in de hemel de volle oogst van vreugde zijn? Indien zijn donkere nachten zo helder zijn als de dagen van de wereld, wat zullen zijn dagen zijn? Als zijn sterrenlicht schitterender is dan de zon, hoe moet zijn zonlicht wezen? Indien hij kan zingen in een kerker hoe schoon zal hij in de hemel zingen! Indien hij de Heere kan loven te midden van het vuur, hoe zal hij Hem prijzen voor de eeuwige troon! Indien het kwade hem nu goed is, wat zal Gods overvloeiende goedheid hem dan zijn? O gezegend “hierna”! Wie zou niet een Christen willen zijn? Wie zou nu het kruis niet willen dragen om de heerlijkheid, die daarna volgen zal? Maar dit is een werk van lijdzaamheid, want de rust is niet voor heden, noch de zegepraal voor het tegenwoordige, maar “daarna”. Wacht, o mijn ziel! de lijdzaamheid zal een volmaakt werk hebben!