Een preek uitgesproken door C.H. Spurgeon, in de Metropolitan Tabernacle, Newington, 1864.
Een Vriend van tollenaren en zondaren. Matt. 11:19
Gekscherend worden vaak rake dingen gezegd en vaak wordt onwetend de deugd eer aangedaan door snerende uitspraken. De vijanden van onze Heere Jezus Christus dachten Hem te schande te kunnen maken en Zijn naam door het slijk te kunnen halen als ‘een Vriend van tollenaren en zondaren.’ Hun laster vergrootte Zijn reputatie. Tot op deze dag wordt de Redder aanbeden met deze titel, die bedacht werd als kleinering. Zij werd opgedrukt als een stempel waarvoor ieder weldenkend mens zou huiveren en terugdeinzen. Maar deze Naam heeft de harten van de gelovigen gewonnen. Gods Kerk in de hemel en op de aarde bezingt Hem graag als volgt:
‘Saviour of sinners they proclaim.
Sinners of whom the chief I am.‘
Wat de boosaardige Joden in bittere haat zeiden, is door de Heilige Geest Hem tot genade en eer aangerekend. Waar ze hun fiolen van toom uitstortten, rees de geur van heilige wierook op. Onrustige gewetens hebben alleen al in de klank zoete balsem gevonden. Jezus ‘de Vriend van tollenaren en zondaren’, heeft Zich een Vriend betoond, en zij zijn vrienden van Hem geworden zo volledig heeft Hij juist de naam die Zijn vijanden Hem al spottend gaven, gerechtvaardigd.
We zullen deze titel van Jezus zien als onderscheidingsteken om Zijn grootheid bekend te maken. Onder Gods leiding zullen we proberen Zijn Naam te verhogen en Zijn eer te verkondigen als we proberen uit te leggen hoe Hij de Vriend van zondaren was; en hoe Hij laat zien dat Hij nog dezelfde is.
Onze Heere bewees in Zijn tijd dat Hij de Vriend van zondaren was.
Welk bewijs zou Hij beter kunnen geven dan Zijn nederdaling vanuit de heerlijkheid van het huis van Zijn Vader naar de armoede van de kribbe van Bethlehem? Welk beter bewijs kon Hij geven dan de gemeenschap van engelen te verlaten om te liggen in de bak waar de ossen gevoederd werden? Zo werd Hij de metgezel van de gevallen mensen. De vleeswording van de Redder, het vlees van zondaren aangenomen hebbende, geboren uit een zondaar, een zondaar als vermeend vader én Zijn menselijk wezen zelf, wat nog erger is dan hetzelfde lichaam als zondaren te hebben, dat alleen al was genoeg om te bewijzen dat Hij een Vriend van zondaren is.
Als u de stamboom van Zijn aards voorgeslacht door begint te lezen, zal het u opvallen dat er maar weinig vrouwen in genoemd worden. Drie van de genoemde vrouwen waren hoeren. Zelfs Zijn voorgeslacht was dus bevlekt met zonde, en als Hij de echte zoon van Jozef was geweest, had er zondaarsbloed door Zijn aderen gestroomd. Omdat Hij verwekt was door de Heilige Geest, Die de maagd had overschaduwd, was er in Hem geen zonde. Toch liep Zijn vermaarde afkomst via de aderen van zondaren. Thamar, Rahab en Bathséba zijn drie namen die herinneren aan schaamteloze daden. Maar ze staan toch opgetekend als de voorouders van de Zoon van Maria, de Vriend van zondaren.
Zodra Jezus Christus, geboren in de gedaante van zondig vlees, tot volwassenheid gekomen is en Zijn echte levenswerk begonnen is, onthult Hij meteen Zijn vriendschap voor zondaren door met hen om te gaan. U vindt Hem niet op een afstand, de zondaren bevelend hun leven te beteren, maar u vindt Hem te midden van hen, als een goede vakman die bij zijn werk staat. Hij neemt Zijn plaats in waar zonde en ongerechtigheid zijn, en Hij bemoeit er Zich persoonlijk mee. Hij schrijft geen recept uit en stuurt er geen hulp op af met medicijnen om de ziekte van de zonde te genezen. Hij komt helemaal tot midden in het ziekenhuis, raakt de gewonden aan, kijkt naar de zieken: en er is genezing in de aanraking. Er is leven in de aanblik. De grote Heelmeester nam onze ziekten op Zich en droeg onze zwakheden, en bewees zo echt een Vriend van zondaren te zijn. Sommige mensen lijken een filantropische liefde voor het gevallene te hebben. Toch zouden ze het zelf alleen met een tang aanraken. Ze zouden het oprichten als ze konden, maar dan wel met behulp van het een of andere stuk gereedschap, zodat ze zich niet zouden vernederen of hun handen zouden besmetten. Hoe anders is het met de Zaligmaker.
Tot aan Zijn ellebogen schijnt Hij die genadige arm in het moeras te steken om het verlorene uit de verschrikkelijke put en de moerassige klei te trekken. Hij neemt Zelf het houweel en gaat aan het werk in de grote groeve om de ruwe stenen eruit te kunnen halen, die Hij daarna Zelf zal polijsten met Zijn eigen bittere tranen en bloedig zweet om ze geschikt te maken om voor eeuwig te schitteren in de heerlijke tempel van de Heere Zijn God. Hij komt Zelf in direct persoonlijk contact met de zonde, zonder ermee besmet te worden. Hij komt er zo dicht mogelijk bij. Hij eet en drinkt met zondaren. Als Hij op een dag aan de tafel van de Farizeeër zit, staat Hij niet op als een menigte van mensen, die in wezen niets beter zijn dan hij, Hem daarover benadert. Op een andere dag gaat Hij naar het huis van de tollenaar. De tollenaar was ongetwijfeld een woekeraar geweest. Jezus zit daar, en op die dag komt er redding voor het huis van de tollenaar. Geliefden, dit is de aard van Christus, en het bewijst hoe echt en hoe waarachtig Zijn liefde was, dat Hij omgang had met zondaren en dat Hij zelfs de voornaamste zondaar niet schuwde.
Hij begaf zich niet alleen onder zondaren, maar Hij zocht altijd het goede voor hen in Zijn pastorale zorg. Als er ergens een zondaar was, een verloren schaap van het huis van Israël, was Christus op zoek naar hem. Er is nooit een zo onvermoeibare schaapherder geweest. Hij zocht het verlorene tot Hij het gevonden had. We zullen u in het kort over een van Zijn eerste werken van genade verhalen. Hij was eens op reis. Samaria was maar een kleine omweg. In de stad van dat land woonde een vrouw. O, het is maar beter over haar te zwijgen. Zij had vijf mannen gehad. Degene die ze toen had, was haar man niet. Met de anderen was ze ook niet getrouwd geweest. Ze was een schande voor die stad in Samaria. Maar Jezus, Die een scherp oog had voor zondaren en een hart dat voor hen sneller ging kloppen, neemt Zich voor haar te redden. Hij moest en zou haar inwinnen.
Vermoeid gaat Hij bij een put zitten om te rusten. Een bijzondere voorzienigheid brengt de vrouw bij de bron. De mensen verbieden Hem met haar te spreken. Hij doorbreekt echter het enge bijgelovige kastendenken. Al is iemand een Samaritaan van geboorte, dat maakt voor Hem niet uit. Wil Hij als allerheiligst Wezen neerbuigen om gewoon met haar te spreken, terwijl zij een schande voor haar geslacht is? Ja, dat wil Hij. Zijn discipelen zullen wellicht versteld staan als ze terugkomen en Hem zien praten met haar, maar Hij doet het. Hij begint haar het Woord des levens uit te leggen, en die vrouw wordt de eerste christelijke zendeling van wie we ooit hebben gehoord. Immers, zij rende terug naar de stad, haar waterkruik achterlatend, en roepend: ‘Kom en zie de Mens Die me gezegd heeft alles wat ik gedaan heb, is Deze niet de Christus?’ En zij kwamen en geloofden, en er was grote vreugde in die stad van Samaria.
U weet ook dat er nog een zondaar was. Hij was een slechterik. Ik ben zelfs bang van hem. Hij was voortdurend bezig geweest de armen te onderdrukken en hun meer geld afhandig te maken door middel van belasting dan hij moest doen. De kleine man kon echter zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen, hij moest en hij zou de Prediker zien. En de Prediker moest hem wel liefhebben. Daarom zeg ik dat Jezus een geweldige aantrekkingskracht had op zondaren. Het hart van die zondaar was als een stuk ijzer. Het hart van Christus werkte als een magneet. Telkens als er een zondaar was, begon de magneet hem te voelen, en weldra begon de zondaar de magneet ook te voelen. ‘Zacheus’, zei Jezus, ‘haast u en kom af, want Ik moet heden in uw huis zijn.’ En de zondaar kwam naar beneden, en in dat uur kwam er redding voor zijn huis. O, Christus preekte nooit zo liefelijk als wanneer Hij een preekt tot zondaren hield. Ik had zo graag eens dat dierbare gezicht gezien toen Hij riep: ‘Kom tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.’ Wat had ik graag Zijn ogen gezien, vol tranen, toen Hij zei: ‘Jeruzalem, Jeruzalem, hoe menigmaal heb Ik uw kinderkens bijeen willen vergaderen, gelijk een hen haar kiekens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild!’
Hij heeft drie geweldige preken gehouden over zondaren. In de eerste beschreef Hij die vrouw die het huis veegde en het stof weghaalde zodat ze haar verloren muntstuk terug zou kunnen vinden. In de tweede de herder die van heuvel naar heuvel loopt achter aan de weglopende schapen. In de derde die vader die zijn in vodden geklede verloren zoon tegemoetloopt, hem kust met kussen van liefde, hem het beste kleed aantrekt en hem uitnodigt voor het feest, terwijl ze dansten en vrolijk waren omdat hij verloren was en weer was gevonden, dood was en nu weer leefde. Werkelijk, Hij was zonder twijfel de geweldigste predikant voor de zondaren. O, hoe lief hadden ze Hem! Denk maar niet aan de Farizeeërs. Hun geeft Hij een donderpreek. ‘Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeeërs!’ Maar als er hoeren en tollenaars komen, heeft Hij altijd de poort van genade openstaan. Voor hen heeft Hij altijd een liefdevol woord, zoals: ‘Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.’ ‘Alle zonde en godslastering zal de mens vergeven worden’; en nog meer van dergelijke zachte lokkende woorden. De voornaamste der zondaren werd zo in de kring van Zijn discipelen opgenomen.
En u weet, beste vrienden, dat Hij Zijn liefde niet alleen bewees door tot hen te prediken. Hij woonde onder hen. Geduldig verdroeg Hij tegenspraak, en al hun slechte woorden en daden. Maar Hij bewees het ook door Zijn gebeden. Hij gebruikte Zijn sterke invloed bij de Vader in hun voordeel. Hij nam hun bezoedelde namen op Zijn heilige lippen. Hij schaamde Zich niet hen broeders te noemen. Hun zaak werd Zijn zaak, Zijn hart klopte voor hun belangen. Hoe vaak bleef op de koude bergen Zijn hart vol van liefde voor hen! Ik kan u niet zeggen hoe vaak het zweet langs Zijn gezicht liep als Hij in geestelijke pijn was over hen. Wat ik wel weet is dat diezelfde nacht, toen Hij grote druppels bloed zweette die op de grond vielen. Hij dit gebed bad. Nadat Hij voor Zijn heiligen had gebeden, ging Hij verder en zei: ‘Ik bid U niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen die door hun woord in Mij geloven zullen.’ Hier kwam waarlijk het hart van de Zaligmaker naar boven en vloeide over voor zondaren. En je kunt nooit vergeten dat Hij vlak voor Hij stierf zei: ‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.’ Hoewel ze opzettelijk en gemeen Zijn handen en voeten doorboorden, waren er toch geen boze woorden, alleen dat korte, liefdevolle, hartelijke gebed: ‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.’ O vrienden, als er ooit iemand een vriend is geweest voor anderen, is dat Jezus. Zijn leven lang was Hij een Vriend voor zondaren.
Dat is echter nog maar een kleinigheid. Als het om de rivier van liefde van de Zaligmaker voor zondaren gaat dan heb ik u nog maar tot aan de oever gebracht. U hebt alleen nog maar aan de oever gestaan en uw voeten in het water gedoopt. Maak u maar klaar om te zwemmen. Zo lief had Hij zondaren, dat Hij Zijn graf had tussen goddelozen. Hij werd met de overtreders gerekend. Gods vurige zwaard werd getrokken om een wereld vol zondaren naar de hel te slaan. Het moet deze zondaren aanvallen. Maar Christus heeft hen lief. Zijn gebeden houden de arm van God een tijdje tegen, maar toch moet het zwaard te zijner tijd vallen. Wat moet er gedaan worden? Op welke manier kunnen ze worden gered? Sneller dan het weerlicht zie ik het zwaard neerkomen. Maar wat zie ik daar als in een visioen? Het valt – maar waar? Niet op de nek van zondaren. Het is niet hun nek die door de wrede punt gebroken wordt. Het is niet hun hart dat bloedt onder de vreselijke kracht. Nee, de Vriend van zondaren heeft Zelf de plaats van de zondaren ingenomen! Dan lijdt Hij, bloedt Hij, en sterft, alsof Hij de zondaar was, terwijl er in Hem geen zonde was.
Het is geen gewoon lijden, geen gewoon bloeden, geen dood zoals van stervelingen. Het was een dood waarin de tweede dood was inbegrepen. Een bloeden waardoor de aderen van God Zelf werden geleegd. De mensgeworden God leed goddelijk. Omdat Hij God en mens was, verdroeg Hij meer dan tienduizend miljoenen mensen samen hadden kunnen lijden. Hij verdroeg werkelijk de hel voor allen voor wie Hij stierf. De kwellingen, of iets dat daaraan gelijkwaardig was, die zij alleen hadden moeten ondergaan. De eeuwige wraak van God samengeperst en in een beker gedaan die te bitter was voor een menselijke tong en die tot op de bodem leeggedronken werd door de liefelijke lippen van Jezus. Geliefden, dit was liefde. ‘Hierin is de liefde, dat toen wij nog zondaren waren, Christus stierf voor de goddelozen.’ ‘Geen mens heeft groter liefde dan Deze, dat Hij Zijn leven gaf voor Zijn vrienden.’ Dat heeft Christus gedaan. Daarmee is aangetoond dat Hij de Vriend van zondaren is.
Maar de beproeving is voorbij, de strijd is gestreden. De Zaligmaker is gestorven en begraven. Hij staat weer op en Hij brengt veertig dagen op de aarde door. In die veertig dagen bewees Hij nog steeds Zijn liefde voor zondaren. Toen is Hij opgestaan voor hun rechtvaardigmaking. Ik zie Hem opvaren ten hemel. De engelen vergezellen Hem als Hij op de wolken aankomt.
Wat een pracht! Wat een optocht! Nu zal Hij vast wel Zijn arme zondige vrienden vergeten? Nee hoor, Hij niet! Ik geloof dat ik het lied hoor: ‘Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga.’ De grote lichtstralen worden losgelaten. De paarlen poorten worden allemaal wijd opengezwaaid. En als Hij voorbijkomt, moet u erop letten dat de grootste vreugde die in Zijn ziel opwelt, is dat Hij die poorten niet voor Zichzelf heeft geopend -want ze zijn nooit voor Hem gesloten geweest- maar dat Hij ze geopend heeft voor zondaren. Daarvoor stierf Hij nu. Daarom is Hij opgevaren ten hemel, om het hemels koninkrijk te openen voor alle gelovigen. Kijk hoe Hij door de hemelse straten rijdt! ‘ten hemel gevaren, Gij hebt de gevangenen gevankelijk weggevoerd; Gij hebt geschenken van de mens ontvangen.’ Luister maar eens naar het refrein, want dat is het mooiste gedeelte van alle gezangen: ‘Ja, ook voor de opstandelingen, opdat de Heere God onder hen kan wonen.’ De rondgestrooide geschenken van Zijn kroning, de overvloedige gaven van Zijn hemelvaart zijn nog steeds voor zondaren. Waarvoor is Hij verhoogd? Om berouw en vergeving van zonden te geven. Hij draagt nog steeds op Zijn borststuk de namen van zondaren. Op Zijn handen en op Zijn hart staat nog steeds het aandenken aan deze zondaren. En omwille van de zondaren rust Hij niet, maar roept tot God totdat elke zondaar veilig thuisgebracht zal zijn. Iedere zondaar die gelooft, iedere zondaar die Hem gegeven was, iedere zondaar die Hij kocht met Zijn bloed. Hij zal niet rusten, zeg ik, tot ze allen vergaderd zullen zijn bij de juwelen van Zijn kroon, voor eeuwig en altijd.
Verder kunnen we, denk ik, niets zeggen. Ik denk dat u zult zeggen dat we ook niet minder hadden kunnen zeggen over de manier waarop de Zaligmaker bewezen heeft de Vriend van zondaren te zijn. Mocht er nog iemand zijn onder u die nog aan Hem twijfelt, dan weet ik niet wat ik nog moet toevoegen. Als er iemand is geweest die bewezen heeft uw vriend te zijn, dan Jezus wel. Hij is bereid u nu te ontvangen. Wat Hij gedaan heeft doet Hij nog steeds. O, als u toch eens genade zou ontvangen om te beseffen dat Jezus uw ziel liefheeft! Vond u ook maar de zaligheid die al deze bewijzen van vriendschap waarover we gesproken hebben aangebracht heeft voor gelovige zondaren!
We veranderen het onderwerp een klein beetje, maar we blijven bij de tekst en we merken op wat Christus nu doet voor zondaren.
Hier zit een dieper beginsel achter. Een beginsel dat de oude Farizeeër niet kon begrijpen. Het koude hart van het mensdom kan het vandaag de dag ook nog maar nauwelijks bevatten. Ik heb twee verklaringen voor de manier waarop Jezus Zelf ontdekt dat Hij de Vriend van zondaren is. Ik zal deze twee even noemen voor ik tot de toepassing kom van het onderwerp dat ik in gedachten had. Er was eens een vrouw bij Jezus gebracht door de Schriftgeleerden en Farizeeërs. Ze was een overspelige, op heterdaad betrapt. Ze vertellen de Vriend van zondaren welke straf Mozes zou hebben uitgesproken in zo’n situatie, en vragen Hem: ‘Wat zegt Gij?’ Dit zeiden ze Hem verzoekende. Ze waren niet erg bezorgd over de ongelukkige vrouw. De beschuldiging die ze wilden inbrengen was tegen de Man van Nazareth. U weet hoe Hij de zaak afhandelde en haar beschuldigers van hun stuk bracht. Hij bracht de zondares niet voor de rechter. Nee, Hij wilde niet als rechter optreden en straf opleggen. Hij wilde liever de naaste zijn. Hij gedroeg zich als een vriend.
Er is een gezegde onder een bepaalde groep keiharde zakenmensen: ‘We kennen geen vriendschap in zaken.’ Dat voeren ze ook uit, als ze zonder medelijden de armen onderdrukken en elkaar proberen te bedriegen. Er was ook geen vriendschap en totaal geen genade aanwezig bij deze heren van de rechtbank. Rechtvaardigheid was naar hun idee het uitspreken van recht met onverbiddelijke ernst. Slechtheid was alleen maar schandelijk als het openbaar werd. Wie op de daad betrapt werd, moest gestenigd worden. Wie het in het geheim gedaan had, moest aangeklaagd worden. De ware vriendschap van Jezus blijkt uit Zijn medelijden. Waar zij Hem beschuldigen van heulen met de misdaad en het in huis halen van een misdadiger, legde Hij werkelijk de bijl aan de wortel van de boom en beschermde de slachtoffers. Ondertussen berispt Hij de hoogmoedige leiders, van wie de geheime ondeugden de werkelijke oorzaak waren van de ellende die over het uitschot van de natie was gekomen. Ik geef u de volgende gedachte in overweging: Wanneer er van Hem gezegd wordt dat Hij een Vriend van tollenaren en zondaren is, wordt daarmee bedoeld dat Hij geen Vriend is van Schriftgeleerden en Farizeeërs. Nogmaals wil ik u erop attent maken dat de taak die Christus kwam volbrengen een zuivere onbaatzuchtige vriendschap voor zondaren was.
We zullen u eens het volgende verhaal als voorbeeld geven. Er is een moordenaar veroordeeld. De arme ongelukkige die de moord begaan had, heeft zijn eigen keel doorgesneden. Een agent en een arts zijn snel ter plaatse. De een komt in het belang van de wet, de ander vanuit menselijk oogpunt. De politieagent zegt: ‘Man, u bent mijn gevangene.’ De dokter zegt: ‘Mijn beste kerel, u bent mijn patiënt.’ Hij legt voorzichtig de hand op de wond, stelpt het bloeden, brengt zachte smeersels aan en verbindt de wond met verband. Dan buigt hij zich over de patiënt om de hartslag te beluisteren en neemt zijn hand om de pols te voelen. Voorzichtig tilt hij het hoofd op, geeft hem wat wijn of een ander opwekkend middel en brengt hem naar het ziekenhuis. Daar krijgt een verpleegster de opdracht op hem te letten. Zodra de patiënt het kan verdragen, moet hij iets voedzaams krijgen. Dag na dag blijft de arts hem bezoeken en gebruikt al zijn vaardigheid en al zijn ijver om de wonden van de man te helen. Ga je zo met een misdadiger om? De politie zeker niet. Het is voor haar van belang alle sporen en bewijzen van zijn schuld te vinden.
Maar de arts is niet bezorgd om de man omdat hij een misdadiger is, maar omdat hij lijdt. Zo is het nu ook met de zondaar. Mozes is als de openbare aanklager, die hem komt arresteren. Christus is de goede Heelmeester, Die gekomen is om hem te genezen. Hij zegt: ‘O Israël, u heeft uzelf vernietigd; maar Ik kan hulp bieden.’ Hij behandelt de ziekte, de wonden en het lijden van de zondaren. Daarom is Hij hun Vriend. Natuurlijk gaat de vergelijking maar gedeeltelijk op. In het geval van de moordenaar zou de arts de patiënt zo gauw deze hersteld was, overleveren aan de politie. Onze Verlosser redt de ziel uit de handen van de wet en verlost van de straf op de zonde, en herstelt ook nog de verwondingen die door eigen schuld ontstaan zijn. Maar o, kon ik u maar eens laten zien dat Christus de zondaar eerder met medelijden dan met verontwaardiging behandelt. De Zoon des mensen is niet gekomen om levens te vernietigen, maar om hen te behouden. Zijn komst naar onze wereld was bemiddelend – niet om de wereld te veroordelen, maar om Zijn leven te geven als losprijs voor velen. Dan zou u vast beter begrijpen waarom de zondaar Hem werkelijk als een Vriend moet beschouwen.
Dan zou ik nog verdergaan. Ik zou mijn uiterste best doen om u als zondaar ervan te overtuigen dat Hij uw Vriend is.
Onlangs was u ziek. De dokter keek heel ernstig en fluisterde iets tegen uw vrouw. Ze vertelde u niet wat het was, maar uw leven stond op het spel, en het is een wonder dat u hier vanavond bent. Zal ik u eens vertellen waarom u hier bent? Ziet u die boom daar? Die staat daar al vele jaren, maar heeft nog nooit vrucht gedragen. Verscheidene malen heeft de eigenaar van de tuin gezegd: ‘Hak hem maar om.’ De volgende dag kwam de houthakker met zijn bijl. Hij voelde of de bijl scherp genoeg was en begon te hakken. De spaanders vlogen in het rond, en hij maakte een diepe inkeping. Maar toen kwam de tuinman langs die voor de boom gezorgd had en nog steeds hoop had, en die zei: ‘Spaar hem nog maar even. Misschien geneest de wond die u gemaakt hebt. Ik zal eromheen graven en hem bemesten. Wanneer hij vrucht draagt, dan is het goed. Als hij na een jaar nog steeds geen vrucht draagt, hak hem dan maar om.’ Zo’n boom bent u zelf. De houthakker is de dood. De spaanders van de stam van de boom waren uw ziekte. Jezus heeft u gespaard. U zou hier vanavond niet geweest zijn, maar u zou in de hel geweest zijn tussen alle vervloekten, huilend van onuitsprekelijke ellende, wanneer de Vriend van zondaren niet uw leven had gered.
Waar zit u dan vanavond? Misschien, beste luisteraars, is dit een ongewone plaats voor u. U brengt misschien uw zondagavond niet vaak door in het huis van God. Op andere plaatsen bent u beter bekend, maar daar is uw plaats vanavond leeg. Het heeft heel wat overtuigingskracht gekost om u hier te krijgen. Het kan zijn dat u hier tegen uw zin bent gekomen. Een vriend vroeg u met hem mee te komen, en daar zit u dan. Weet u waarom u hier bent? Dat is goede voorzienigheid, geregeld door de Vriend van zondaren, Die heeft u hier gebracht, zodat u kunt horen over genade en u een liefdevolle uitnodiging kunt ontvangen. Wees dankbaar dat de Verlosser u onder het Woord heeft gebracht. Geef u vanavond toch eens over, zodat u gewassen kunt worden van de zonde! Wat is het vriendelijk van Hem en wat bewijst het weer dat Hij een ware Vriend van zondaren is dat Hij u hier heeft gebracht. Ik laat u nu even voor wat u bent en vertel u hoe Hij andere zondaren heeft behandeld. Misschien dat dat u dan tot Hem kan leiden zodat Hij met u hetzelfde kan doen.
Ik ken een zondaar – zolang ik leef ken ik hem al. Maar al te goed herinner ik me hoe verhard zijn hart was en wat een vijand hij was tegenover God door zijn vele slechte daden. De Vriend van zondaren had hem echter lief. Toen Hij op een dag langskwam, keek Hij hem dwars door zijn ziel met een blik die zijn harde hart liet breken. Er waren barensweeën, alsof er een goddelijk iets werd geboren. Er was lijden en onuitsprekelijk verdriet. Die arme ziel vond het helemaal niet aardig van Jezus. Maar het was wel nodig. En mens valt pas te redden wanneer hij beseft dat hij gered moet worden. Eerst moet er geleegd en neergehaald worden voor er gevuld en weer opgebouwd kan worden. Die mens kende jarenlang geen vrede en vond geen rust voor zijn voet. Tot op een dag:
‘I heard the voice of Jesus say,
Come unto Me and rest;
Lay down, thou weary one – lay down
Thy head upon My breast.
I came to Jesus as I was,
Weary, and worn, and sad;
I found in Him a resting-place.
And He has made me glad!
I heard the voice of Jesus say,
Behold, I freely give
The living water – thirsty one,
Stoop down and drink, and live!
I came to Jesus, and I drank
Of that life-giving stream;
My thirst was quenched, my soul revived,
And now I live in Him.
I heard the voice of Jesus say,
I am this dark world’s light;
Look unto Me – thy mom shall rise,
And all thy days be bright!
I looked to Jesus, and I found
In Him my star, my sun;
And in that light of light I’ll walk,
Till travelling days are done.’
Christus is de Vriend van zondaren. Dat heb ik gezegd, en dat zal ik blijven zeggen zolang deze arme stamelende mond nog een geluid kan vóórtbrengen. Het was wel een buitengewoon genadig werk van God toen Hij mijn leven redde. Toen geloofde ik het nog niet, hoewel een moeder het mij liefdevol in mijn oren fluisterde. Maar het lijkt wel of Hij me er steeds weer aan wilde herinneren, tot liefde en vrees zich in mij vermengden. ‘Denk erom dat je het Evangelie moet verkondigen.’ O, mijn gezegende Meester! Dat U mijn lippen durft te vertrouwen terwijl U weet wat er in mijn hart leeft! U beveelt mijn lippen terwijl U mijn hart beheerst. ‘Ben ik een uitverkoren vat?’ Dan is dat om Zijn Naam aan zondaren te verkondigen. Zoals een volle fles een uitweg zoekt, zo snak ik ernaar om mijn getuigenis te laten horen. O zondaar! Wanneer u Hem vertrouwt, zal Hij zo’n goede Vriend voor u zijn. Als u nu een gebroken hart hebt en vol berouw bent, dan is dat Zijn werk. Het is een bewijs van Zijn grote liefde voor u als Hij u hongerig en dorstig naar Hem maakt.
Jezus is werkelijk de Vriend van mensen die geen vrienden hebben. De vrouw die al haar geld had uitgegeven aan artsen, zonder verlichting van haar kwaal te krijgen, kreeg een gratismiddel tot genezing toen ze tot Hem kwam. De man die geen geld had om te betalen, kreeg kwijtschelding van al zijn schulden door deze Vriend. En iemand die bijna van de honger was omgekomen, krijgt niet alleen eten, maar een voortdurende voorraad in zijn handen.
We kennen een plaats in Engeland die nog steeds bestaat, waar elke voorbijganger die erom vraagt een stuk brood krijgt. Wie het ook is, hij hoeft maar aan te kloppen op de deur van het St.-Kruis-ziekenhuis en er wordt brood aan hem uitgedeeld. Jezus heeft zondaren zo lief dat Hij een St.- Kruis-ziekenhuis heeft gebouwd, zodat een zondaar die honger heeft maar hoeft aan te kloppen en hij krijgt wat hij nodig heeft. Nee, Hij heeft het nog veel beter gedaan. Hij heeft bij dat ziekenhuis van het kruis een bad gemaakt. Iemand die zwart en vuil is kan daar gewoon heen gaan om gewassen te worden. De bron is altijd vol, altijd werkzaam. Er is nog nooit een zondaar geweest die gevonden heeft en niet in staat was zijn vlekken weg te wassen.
Zonden die rood waren als karmozijn zijn allemaal verdwenen, en de zondaar werd witter dan sneeuw. En alsof dat nog niet genoeg was: er is ook nog een kledingkast aan het ziekenhuis van het kruis verbonden. Een zondaar die daar eenvoudig als zondaar aankomt, met niets in zijn hand, maar helemaal leeg en naakt, die mag komen en hij wordt van top tot teen aangekleed. Als hij soldaat wil worden, krijgt hij niet alleen kleding, maar ook een wapenuitrusting, een harnas, een zwaard en een schild. Wat zijn hart ook begeert, als het goed voor hem is dan krijgt hij het ook. Zolang hij leeft zal hij geld genoeg hebben en hij zal een eeuwige erfenis ontvangen van een heerlijke schat wanneer hij ingaat in de vreugde van zijn Heere.
Geliefden, ik kan u niet alles vertellen wat Christus voor zondaren gedaan heeft. Ik weet wel, dat wanneer Hij vanavond uw Vriend wordt. Hij u bij zal staan tot het einde. Hij zal vanavond met u mee naar huis gaan. Hoeveel trappen u ook op moet, Jezus gaat met u mee. Al is er geen stoel om op te zitten, Hij zal u niet verachten. U zult morgen hard moeten gaan werken. Wanneer u het zweet van uw voorhoofd afveegt, zal Hij bij u zijn. Misschien zult u veracht worden om Zijnentwil, Hij zal u niet verlaten. In dagen van ziekte zal Hij voor u zorgen. Misschien zult u arm worden. Er zal toch altijd brood en water voor u zijn, want Hij zal daarin voorzien. Dikwijls zult u Hem ergeren en Zijn Geest bedroeven.
Vaak zult u aan Hem twijfelen en een andere liefde volgen. U zult Hem uitdagen tot jaloersheid, maar Hij zal altijd van u blijven houden. Het kan zelfs zijn dat uw liefde voor Hem verkilt en dat u Zijn dierbare Naam een tijdje vergeet. Hij zal u echter nooit vergeten. Al onteert u Zijn kruis en beschadigt u Zijn roem onder de mensen, nooit zal Zijn liefde voor u ophouden. Hij zal u zelfs niet minder gaan liefhebben – Hij kan u niet méér liefhebben. Vanavond wil Hij met u trouwen. De trouwring die Hij om uw vinger doet, zal het geloof zijn. Hij belooft Zijn trouw aan u.
Zijn hart zal zo volledig naar u uitgaan dat Hij u nooit zal begeven of verlaten. U zult eens sterven, misschien binnenkort. De Vriend van zondaren, Die u liefhad als zondaar en u niet wilde verstoten toen u steeds weer zondigde, zal met u zijn wanneer u de straf op de zonde, dat is de dood, zult ondergaan. Ik zie u gaan langs de oevers van de Jordaan, maar de Vriend van zondaren gaat met u mee. Hij zal u ondersteunen en u smeken niet te vrezen. In de zwarte schaduw van die akelige nacht verwacht u het vreselijke gezicht van de dood te zullen zien. In plaats daarvan zult u Zijn dierbare en glimlachende gelaat zien, helder als een ster, en u zult Hem horen zeggen: ‘Vrees niet, want Ik ben met u; wees niet verslagen; Ik ben uw God.’ U zult in de wereld van geesten van het hiernamaals belanden. Zal de Vriend van zondaren u dan verlaten? Nee, Hij zal u maar al te graag de Zijne noemen.
Hij zal u ontmoeten aan de overkant van de Jordaan, en Hij zal zeggen: ‘Kom, Mijn beminde. Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde, en heb u gekocht, hoewel u toen nog een arme zondaar was, en nu schaam Ik Me niet u voor Mijn heilige engelen te erkennen; nee, kom met Mij mee en Ik zal u voor het aangezicht van Mijn Vader brengen en u daar erkennen.’ Wanneer de dag zal komen waarop de wereld geoordeeld zal worden, zal Hij uw Vriend zijn. U zult met Hem op de rechterstoel zitten. Aan de rechterhand van de Rechter zult u staan, aangenomen door Hem Die uw Voorspraak was, en Die nu als uw Rechter u vrijspreekt. Als de pracht van het duizendjarig rijk zal aanbreken, zult u eraan deel nemen. Het einde zal komen. De wereld zal worden opgerold als een versleten kleed. De hemelse gewelven zullen als een droom vergeten zijn. De eeuwigheid zal met rollende golven op de rotsen van de tijd breken en ze voorgoed wegspoelen. Dan zult u daar staan, aan die zee van glas vermengd met vuur. En Christus zal nog steeds uw Vriend zijn en bij u staan, ondanks al uw wangedrag in de wereld die voorbijgegaan is, en Hij zal u nog steeds liefhebben en voor eeuwig blijven liefhebben. O, wat een Vriend is Christus voor de zondaren, uitgerekend voor zondaren!
We hebben het over zondaren gehad. Er wordt wel gedacht dat Jezus Christus in de wereld gekomen is om keurige mensen te redden. Mensen die regelmatig naar de kerk gaan en netjes leven, die zullen wel gered worden. Maar, Jezus Christus kwam in de wereld om zondaren te redden. Wat betekent dat? Nu, dat houdt in degenen onder ons die bewaard zijn voor uitbrekende zonden, maar ook degenen die de allerergste zonden hebben begaan.
Als we het over zondaren hebben: loop maar eens bij maanlicht door de straten, als u durft, en daar zult u zondaren zien. Kijk maar eens als het aardedonker is en de wind huilt en de inbreker de deur aan het openbreken is, dan zult u zondaren zien. Ga eens naar de gevangenis en loop daar door de afdelingen, en daar kunt u de mensen zien met woeste gezichten, die u niet graag in het donker zou tegenkomen, echte zondaren. Of in de opvoedingsgestichten, waar zondaren zitten die in hun jeugd misdaden hebben begaan. Aan de overkant van de zee kunt u kannibalen vinden, die mensenvlees eten; dat zijn pas zondaren. Gaat u de wereld maar over en overal zult u zondaren vinden, want er zijn er meer dan genoeg. In wat voor stad of dorp of nederzetting dan ook, overal zijn ze. En voor hen is Jezus nu gestorven. Zoek de slechtste onder de mensen maar uit. Ik heb toch hoop voor hem, omdat het Evangelie van Christus is voor zondaren en Jezus Christus is gekomen om zondaren te zoeken en zalig te maken. Verkiezende liefde heeft de slechtsten uitgekozen om ze tot de allerbesten te maken. Verlossende liefde heeft juist die slechten gekocht, als beloning voor de liefde van de Verlosser.
Over die liefde van mijn Meester voor zondaren heb ik vanavond geprobeerd te preken. Die liefde heeft ogen vol tranen en bloedende wonden. Die liefde is trouw, sterk, zuiver, duurzaam. Keer u toch niet af van die liefde van de Zaligmaker, alsof u er ongevoelig voor bent. Geloof in Hem en u zult behouden worden! Vertrouw uw leven aan Hem toe, en Hij zal u brengen aan de rechterhand van Zijn Vader in eeuwige heerlijkheid.
God zegene ons om Jezus’ wil.
Amen.