Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
Wees naarstig, om het aangezicht van u schapen te kennen; zet uw hart op de kudden. Spreuken 27:23
Iedere wijze koopman zal van tijd tot tijd de staat van zijn zaken nagaan, zijn boeken afsluiten, nagaan wat hij in handen heeft, en nauwkeurig onderzoeken of zijn handel voor– of achteruitgaat. Ieder, die wijs is in het koninkrijk van de hemel, zal uitroepen: “onderzoek mij, o God! en beproef mij!” en dikwijls zal hij bijzondere tijden van zelfonderzoek hebben, om te ontdekken of het recht staat tussen God en zijn ziel. De God, die wij dienen, is een grote hartenkenner; en vanouds kenden Hem zijn knechten als “de Heere, die het hart doorzoekt en de nieren proeft van de kinderen der mensen.” Laat mij in Zijn Naam u opwekken om ernstig onderzoek te doen naar uw staat, zodat u niet tevergeefs mag uitzien naar de beloofde rust. Wat ieder verstandig mens doet, wat God zelf met ons allen doet, dat vermaan ik u deze avond jegens uzelf te doen. Ook de oude gelovige moet de fundamenten van zijn godsvrucht onderzoeken; want grijs haar kan een zwart hart bedekken; ook de jeugdige belijder mag het woord van de waarschuwing niet verachten; want de frisheid van de jeugd kan samengaan met het bederf van de geveinsdheid. Gedurig vallen er nu en dan ceders in ons midden. De vijand gaat voort onkruid te zaaien onder de tarwe. Het is mijn bedoeling in het geheel niet, vrees en twijfel in uw hart te zaaien; nee, zeker niet, ik vertrouw veeleer dat de ruwe wind van zelfonderzoek zal helpen om ze te verdrijven. Niet de rust, maar de vleselijke gerustheid willen wij buiten drijven; niet het vertrouwen, maar het vertrouwen van het vlees willen wij verstoren; niet de vrede, maar de valse vrede willen wij uitwerpen. Bij het dierbaar bloed van Christus, dat niet werd uitgestort om u tot een geveinsde te maken, maar opdat oprechte zielen Zijn lof zouden verkondigen bidden wij u, onderzoek en zie, opdat het niet eindelijk van u worde gezegd: “Mene, mene Tekel” “gij bent in weegschalen gewogen en te licht bevonden.”