Zie, de Bewaarder Israëls zal niet sluimeren noch slapen. Psalm 121:4
De HEERE is “de Bewaarder van Israël”. Geen vorm van bewusteloosheid besluipt Hem ooit, noch een diepe, noch een lichte slaap. Hij blijft nooit in gebreke om huis en hart van zijn volk te bewaren. Dit is een genoegzame reden voor ons om in volmaakte vrede te rusten. Alexander zei, dat hij sliep, omdat zijn vriend Parmenion waakte; veel meer kunnen wij slapen, omdat God onze Bewaker is. “Zie” wordt hier gebruikt om onze aandacht te vestigen op de bemoedigende waarheid. Toen Israël een steen als peluw had, viel hij in slaap; maar God was wakker en verscheen in een gezicht aan zijn knecht. Wanneer wij weerloos neerliggen, zal de HEERE zelf ons hoofd bedekken. De HEERE bewaart zijn volk, zoals een rijk man zijn schat bewaart, zoals een veldheer met een garnizoen een stad bewaart, zoals een schildwacht waakt over zijn vorst. Niemand kan hen kwaad doen, die onder zulk een bewaking staan. Laat ik mijn ziel in zijn dierbare handen stellen. Hij vergeet ons nooit, houdt nooit op werkelijk voor ons te zorgen, vindt zichzelf nooit onmachtig ons te bewaren. O mijn Heere, bewaar mij, opdat ik niet dwaal, en val, en omkom. Bewaar mij, opdat ik uw geboden kan bewaren. Verhinder door Uw waakzame zorg, dat ik slaap als de luiaard, en omkom als degenen, die de slaap van de dood slapen.