De Heilige Geest, Die mij in staat stelde te geloven, gaf mij vrede door het geloof. Ik wist even zeker dat ik vergeven was als ik tevoren zeker wist dat ik veroordeeld was. Ik was zeker van mijn veroordeling geweest, omdat het Woord van God dat verklaarde en mijn geweten legde daarvan getuigenis af. Maar toen de Heere mij rechtvaardigde, werd ik eveneens verzekerd door datzelfde getuigenis. Het Woord van de Heere in de Schrift zegt: ‘Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; en mijn geweten getuigde dat ik geloofde en dat God door mij te vergeven, rechtvaardig was. Ik had dus het getuigenis van de Heilige Geest en ook van mijn eigen geweten en beide gaven hetzelfde getuigenis. Die grote en buitengewone man, dr. Johnson, was van mening dat niemand kon weten of hij wel echt vergeven was – dat er niet zoiets bestond als zekerheid des geloofs. Als dr. Johnson zijn bijbel een beetje beter had gelezen en wat meer licht van de Geest had ontvangen, dan zou hij misschien ook zeker hebben geweten dat hij vergeven was. Hij was ongetwijfeld niet zo’n erg betrouwbare theoloog en ik denk dat zijn mening van weinig waarde is.
Hoe kan iemand weten dat hij vergeven is? Er is een tekst die zegt: ‘Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden.’ Ik geloof in de Heere Jezus Christus. Is het dan ongerijmd, te geloven dat ik behouden ben? ‘Die in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven’, zegt Christus in het Evangelie van Johannes. Is het dan absurd als ik geloof dat ik eeuwig leven heb? Ik zie dat de apostel Paulus door de Heilige Geest zegt: ‘Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn’ en: ‘Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onze Heere Jezus Christus.’ Als ik weet dat ik mijn vertrouwen alleen op de Heere Jezus stel en dat ik in Hem geloof, zou het dan niet duizend keer vreemder zijn geen vrede te hebben, dan vervuld te zijn met onuitsprekelijke vreugde? Als de ziel, als een noodzakelijk gevolg van het geloof, weet dat zij behouden is, betekent het slechts dat ze God aan Zijn Woord houdt. Ik heb Jezus als mijn Heiland aangenomen en werd behouden; en ik kan de reden vertellen waarom ik Hem als mijn Heiland heb aangenomen.
Tot mijn eigen vernedering moet ik belijden dat ik dat deed omdat ik niet anders kon; ik moest wel. Ook al waren er vijftig andere heilanden geweest, ik zou geen moment aan hen hebben gedacht. Die strenge eis van de wet had mij in zo’n situatie gebracht dat ik tot die Ene werd gedreven. Ik wilde een goddelijke Heiland; ik wilde een Heiland Die een vloek voor mij was geworden en Die mijn schuld uitdelgde. Ik wilde een Heiland Die was gestorven, want ik verdiende te sterven. Ik wilde een Heiland Die was opgestaan, Die in staat was door Zijn leven mij levend te maken. Ik wilde precies die Heiland Die mij in het Woord voorgehouden en aan mijn hart geopenbaard werd en ik kon niet anders dan de toevlucht nemen tot Hem. Ik kon toen begrijpen wat Rutherford zei toen hij, vol van de liefde van Christus, op zeker moment in de kerker van Aberdeen zei: O mijn Heere, als er een grote hel tussen U en mij zou liggen en ik niet anders bij U zou kunnen komen dan erdoorheen te waden, dan zou ik geen moment nadenken, maar die doortrekken.
Als ik U maar mag omhelzen en U de mijne mag noemen!’ O, hoezeer had ik Hem lief! De liefde die ik toen voor Hem voelde, ging met uitzondering van Zijn eigen liefde, alle liefde te boven. Als er naast de deur van de plaats waar ik Hem ontmoette, een laaiende brandstapel zou zijn geweest, dan zou ik daarop zonder ketenen hebben willen staan en zou graag mijn vlees en bloed en beenderen tot as hebben laten verbranden als een getuigenis van mijn liefde voor Hem. Als Hij mij toen had gevraagd al mijn goederen aan de armen te geven, zou ik alles gegeven hebben, en ik zou mij uitermate rijk gevoeld hebben door alles wat ik bezat ter wille van Hem weg te geven. Als Hij mij toen zou hebben opgedragen om te midden van al Zijn vijanden te prediken, zou ik gezegd kunnen hebben:
Er is geen lam in Uw hele kudde dat ik niet zou willen voeden, er is geen vijand voor wiens aangezicht ik zou vrezen U te belijden.
Heeft Jezus mij behouden? Ik zou het niet wagen om ook maar even te aarzelen; ik weet dat Hij mij heeft behouden. Zijn Woord is waarheid en daarom ben ik behouden. Het bewijs dat ik behouden ben, is niet gelegen in het feit dat ik preek of dat ik dit of dat zou doen. Al mijn hoop ligt hierin, dat Jezus Christus gekomen is om zondaren zalig te maken. Ik ben een zondaar, ik vertrouw op Hem; Hij kwam om mij te redden en ik werd behouden. Ik leef gewoonlijk in de verheuging van dit gezegende feit en het is lang geleden dat ik aan die waarheid heb getwijfeld, want ik heb Zijn eigen Woord om mijn geloof te onderhouden. Het is een verrassende zaak – een zaak die door allen die het genieten, bewonderd moet worden. Ik weet dat het zelfs tot vandaag de dag het grootste wonder is, waarover ik ooit hoorde, dat God mij ooit zou rechtvaardigen. Ik voel mijzelf buiten Zijn almachtige liefde geheel onwaardig, volkomen verdorven, een grote hoop zonden. Maar ik weet met grote zekerheid dat ik gerechtvaardigd ben door het geloof in Jezus Christus en behandeld wordt alsof ik volmaakt rechtvaardig ben, en een erfgenaam van God en een mede-erfgenaam van Christus ben, hoewel ik van nature onder de zondaars thuishoor. Ik, die helemaal niets verdien, word behandeld alsof ik dit verdien. Ik word met zo’n liefde bemind alsof ik altijd godzalig ben geweest, hoewel ik vroeger goddeloos was.