En breng de spies voort, en sluit den weg toe, mijn vervolgers tegemoet; zeg tot mijn ziel: Ik ben uw Heil. Psalm 35:3
Luister hier naar, “Zeg tegen mijn ziel: Ik ben uw heil.” Het eerste wat deze tekst lijkt te zeggen is dit, David twijfelde. Waarom zou hij dit anders bidden, als hij nooit twijfelde of bang was? Kom op, Christelijke broeder! Als David twijfelde moet u niet zeggen, “Ik ben geen Christen want ik twijfel.” De rust van de beste gelovigen wordt soms verstoord door angst en zorgen. Abraham had het grootste geloof, maar ook hij had wat ongeloof. Ik ben jaloers op de broeder die kan zeggen dat zijn geloof nooit wankelt. Hij kan meer zeggen dan David want David had reden om het uit te roepen, “Zeg tegen mijn ziel: Ik ben uw heil.” Het volgende wat deze tekst lijkt te zeggen is dat David niet tevreden was met Zijn twijfels en angsten. Hij ging direct naar de genadetroon om daar om zekerheid te bidden want dat was voor hem als het mooiste goud. “O Heere,” lijkt David te zeggen, “ik ben mijn vertrouwen kwijtgeraakt, mijn voeten glijden, mijn voeten zinken weg, mijn twijfels en angsten krijgen de overhand, maar ik kan het niet verdragen. Ik ben ellendig. Ik ben ongelukkig. Zeg, Heere, zeg tegen mijn ziel: Ik ben uw heil.” Ten derde verteld de tekst nog iets. David wist waar hij de volle zekerheid kon krijgen. Hij gaat meteen naar God in gebed. Hij weet dat het geloof door knieën-werk vergroot wordt. En daar in zijn binnenkamer roept hij tot de Allerhoogste, “Zeg tegen mijn ziel: Ik ben uw heil.” O broeders, we moeten veel alleen zijn met God als we Zijn liefde ooit duidelijk willen voelen! Als uw roepen ophoudt, zullen uw ogen dof worden. Als u veel bidt, bent u veel in de hemel. Als u weinig bidt, komt u maar langzaam vooruit.