Wat is dit geloof waarvan gezegd werd: “Uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof?” Er zijn veel verklaringen van het geloof; maar bijna al de omschrijvingen ervan, die ik gehoord heb, hebben mij niet beter doen verstaan wat geloof is, dan vóór dat ik die omschrijvingen gehoord of gelezen had. Toen een zeker neger dit hoofdstuk had gelezen, zei hij, dat hij het wilde verwarren; en zeer waarschijnlijk heeft hij dit ook gedaan, ofschoon hij bedoeld had te zeggen, dat hij het wilde verklaren. Wij kunnen zolang zeggen wat geloof is, totdat niemand het meer begrijpt. Ik hoop dat ik niet dezelfde fout zal begaan. Het geloof is de eenvoudigste zaak ter wereld, en wellicht is het juist vanwege die eenvoudigheid zo moeilijk om het uit te leggen.
Wat is geloof? Geloof is in de eerste plaats kennis.
“Hoe zullen zij in Hem geloven, van Welken zij niet gehoord hebben?” Voordat ik een feit geloof, moet het eerst door mij gehoord worden. “Het geloof is uit het gehoor” Wij moeten horen om te kunnen weten wat wij geloven moeten. “Die Uwen Naam kennen, zullen op U vertrouwen.” Er is een mate van kennis die onontbeerlijk is voor het geloof: vandaar dat het zo belangrijk is, om die kennis te verkrijgen. “Neigt uw oor en komt tot Mij, hoort en uw ziel zal leven,” zo luidde het woord van de profeet van ouds en aldus luidt ook thans nog het woord van het Evangelie. Onderzoek de Schriften, en zie wat de Heilige Geest leert omtrent Christus en Zijn heil. Zoek God te kennen: “Want die tot God komt, moet geloven dat Hij, een beloner is dergenen die Hem zoeken.” Moge de Heilige Geest u de Geest der kennis schenken en van de vreze des Heeren!
Ken het Evangelie: weet, wat de goede tijding inhoud, dat zij spreekt van vrije vergeving, en van hartvernieuwing, van aanneming in het huisgezin Gods, en van talloze andere zegeningen. Ken inzonderheid Christus Jezus, de Zoon van God, de Zaligmaker van mensen, die met ons verenigd is door Zijn menselijke natuur, en die toch ook één is met God, en die dus in staat is om als Middelaar op te treden tussen God en de mens, en machtig is om Zijn hand te leggen op beiden en de verbindende schakel te zijn tussen de zondaar en de Rechter van de ganse aarde. Probeer steeds meer te weten van Jezus Christus.
Probeer inzonderheid de leer te kennen van Christus’ offerande, want het punt waarop het zaligmakend geloof zich vestigt, is dit — “God was in Christus de wereld met zich Zelven verzoenende, hunne zonden hun niet toerekenende.” Weet, dat Jezus “een vloek geworden is voor ons; want er is geschreven: vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt”. Wees gans en al doordrongen van de leer van het plaatsbekledend werk van Christus: want daarin ligt de liefelijkste vertroosting voor schuldige mensenkinderen, daar de Heere “Hem zonde voor ons heeft gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.” Het geloof begint met kennis.
En daarna wordt het hart dan geneigd om aan te nemen dat deze dingen waar zijn. De ziel gelooft dat God is, en dat Hij het geroep hoort dat uit oprechte harten tot Hem opgaat; dat het Evangelie van God is; dat de rechtvaardigmaking door het geloof de grote waarheid is die God in deze laatste dagen door Zijn Geest duidelijker heeft geopenbaard dan te voren. Dan gelooft het hart dat Jezus inderdaad en in der waarheid onze God en Zaligmaker is, de Verlosser der mensen, de Profeet, Priester en Koning van Zijn volk. Dit alles wordt aangenomen als gewisse waarheid, die niet in twijfel kan getrokken worden. Ik bid God dat u terstond hiertoe mag komen.
Neem vast en zeker aan dat “het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, ons reinigt van alle zonde,” dat Zijn offerande volkomen is en volkomen door God wordt aangenomen ten behoeve der mensen, zodat hij die in Jezus gelooft, niet veroordeeld wordt. Neem deze waarheden aan zoals u andere feiten aanneemt, want het verschil tussen een gewoon, een algemeen geloof, en het zaligmakend geloof ligt bovenal in het voorwerp van het geloof. Neem de getuigenis Gods aan, zoals u de getuigenis aanneemt van uw vader of van uw vriend. “Indien wij de getuigenis der mensen aannemen, de getuigenis van God is meerder.”
Aldus bent u reeds vergevorderd met het geloof, en er is nog slechts één bestanddeel nodig om het volledig te maken, en dat bestanddeel is vertrouwen. Geef uzelf over aan de barmhartige God. Vestig uw hoop op het Evangelie der genade. Vertrouw uw ziel toe aan de stervende en levende Heiland. Was uw zonde af in het bloed der verzoening. Neem zijn volkomen gerechtigheid aan, en alles is wèl. Vertrouwen is het hartebloed van het geloof. Zonder vertrouwen is er geen zaligmakend geloof. De Puriteinen waren gewoon het geloof te omschrijven door het woord “nederliggen”, waarmede zij bedoelden, het steunen op, of het rusten in een zaak.
Steun met alle macht op Christus. Beter nog zou de verklaring zijn, als ik zei: Werp u neer met uw hele gewicht op de Rots der eeuwen, en blijf er op rusten. Ja, werp uzelf op Jezus. Rust in Hem, geef uzelf over aan Hem. Als u dat doet, dan oefent u het zaligmakend geloof. Het geloof is niet blind; want het geloof begint met kennis. Het is niet bespiegelend, want het neemt de feiten aan van wier waarheid het overtuigd is. Het geloof is niet onpraktisch, niet vaag of dromerig, want het geloof vertrouwt, en stelt zijn lot en leven in de waagschaal voor de waarheid der openbaring. Dat is een wijze van verklaring van hetgeen het geloof is: zou ik het nu ook reeds “verward” hebben?
Laat mij het nog eens beproeven. Geloven is vertrouwen dat Christus is, wat Hij gezegd wordt te zijn, en dat Hij zal doen wat Hij beloofd heeft te zullen doen, en dit dan ook van Hem te verwachten. De Schrift spreekt van Jezus Christus als God, God verschenen in menselijk vlees. De Schrift spreekt van Hem als volkomen in wezen. Zij zegt dat Hij om onzentwil tot zondoffer is gemaakt, dat Hij onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout. De Schrift zegt dat Hij de overtreding heeft gesloten, de zonde heeft verzegeld en een eeuwige gerechtigheid heeft aangebracht.
De heilige boekrollen zeggen ons verder dat Hij “opgestaan is van de doden,” dat Hij “altijd leeft om voor ons te bidden” dat Hij ingegaan is tot de heerlijkheid, en ten behoeve van Zijn volk bezit heeft genomen van de hemel, en dat Hij weldra wederkomen zal om “de wereld te richten in gerechtigheid en de volken in alle rechtmatigheid.” Wij moeten zeer vast geloven dat dit zo is, want dit is de getuigenis Gods des Vaders, als Hij zegt, “deze is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem.” Dat wordt ook getuigd door God de Heilige Geest, want de Geest van Christus getuigt, in het door God ingegeven Woord, en door verschillende wonderen, en door Zijn werking in het hart van mensen. Dit getuigenis moeten wij aannemen als waarheid.
Het geloof vertrouwt dat Christus doen zal, wat Hij heeft beloofd te zullen doen, en dat, daar Hij beloofd heeft niemand van hen die tot Hem komen te zullen uitwerpen, het ook gewis en zeker is, dat Hij ons niet zal uitwerpen als wij tot Hem komen. Het geloof neemt aan dat, daar Jezus gezegd heeft: “Het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven”, dit ook waar moet zijn, en dat, zo wij dit levende water van Christus verkrijgen, het ook in ons zal blijven, en in ons stromen van een heilig leven zal doen opwellen. Al wat Christus beloofd heeft zal Hij doen, en wij moeten dit geloven, zodat wij tot Hem opzien om genade, rechtvaardigmaking, bewaring en eeuwige heerlijkheid te verkrijgen overeenkomstig Zijn belofte, waarmee Hij beloofd heeft dit te zullen geven aan hen die in Hem geloven.
En dan komt de volgende noodwendige stap. Jezus is wat Hij gezegd wordt te zijn. Jezus zal doen wat Hij gezegd heeft te zullen doen. Daarom moeten wij, een iegelijk van ons, Hem vertrouwen, zeggende: “Hij zal voor mij wezen, wat Hij zegt te zijn, en Hij zal voor mij doen, wat Hij beloofd heeft te zullen doen. Ik geef mij over in de handen van Hem, die verordineerd is om te behouden, opdat Hij mij behoude. Dit is het zaligmakend geloof, en de mens die het bezit, heeft het eeuwige leven. Wat zijn gevaren en moeilijkheden ook mogen zijn, welke duisternis ook over hem komt, wat zijn zwakheid en zonden ook mag zijn, als hij aldus in Christus Jezus gelooft, zal hij niet worden veroordeeld, en komt hij niet in de verdoemenis.
Moge deze uitlegging van enig nut wezen ! Ik vertrouw dat zij door de Geest Gods gebruikt zal worden om mijn lezer tot onmiddellijke vrede te leiden. “Vrees niet; geloof alleenlijk.” Vertrouw en kom tot rust.
Wat ik vrees, is, dat de lezer zich tevreden zal stellen met slechts te begrijpen wat gedaan moet worden, zonder het te doen. Beter is het zwakste geloof, dat echt is en dat werkelijk in beoefening wordt gebracht, dan het schoonste ideaal van wat geloof wezen moet, en dat tot het gebied der bespiegeling beperkt blijft. De grote zaak is om de Heere Jezus Christus terstond te geloven. Bekommer u niet om verklaringen en uitleggingen.
Wie honger heeft eet, zonder juist te weten uit welke bestanddelen zijn voedsel bestaat, zonder iets te weten van de ontleedkunde van zijn mond, of van het proces der spijsvertering. Hij leeft omdat hij eet. Een ander die oneindig veel meer kennis en bekwaamheid heeft, begrijpt volkomen de wetenschap der voeding, maar met al zijn wetenschap — zo hij niet eet, zal hij sterven. Er zijn ongetwijfeld thans velen in de hel die de leer des geloofs zeer goed hebben begrepen, maar die deze leer niet hebben geloofd en omhelsd. En van de anderen kant! niet één van hen die op de Heere Jezus hebben vertrouwd, is ooit uitgeworpen geworden, schoon zij nooit in staat waren om hun geloof helder uiteen te zetten of te verklaren. O mijn lezer, ontvang de Heere Jezus in uw ziel, en u zult eeuwig leven.
“Die in Hem gelooft heeft het EEUWIGE LEVEN.”