Kom, zie de plaats waar de Heere gelegen heeft. Mattheüs 28:6b
Kom, zie de plaats waar de Heere gelegen heeft. Aanschouw het met diep ontzag, want jij en ik zullen daar ook moeten liggen. Vanuit het graf klinkt een droevig geluid. Luister naar wat zij zegt: ‘Gij nog levende mensen, kijk naar de aarde waar u zo dadelijk zult komen te liggen’. Vorsten, ondanks al uw macht zal deze klei uw bed zijn. Het hoofd van de grote, de wijze, de eerbiedwaardige man, zal even diep liggen als het onze. Het is een feit waar we niet vaak bij stilstaan, maar over een tijdje zullen we allemaal dood zijn. Ik weet dat ik uit stof ben geschapen en niet uit ijzer; over enige tijd moet mijn lichaam tot zijn oorspronkelijke bestanddelen terugkeren. Probeer je jezelf wel eens het moment voor te stellen dat jouw ziel van je lichaam gescheiden zal worden? Mijn vrienden, er zijn sommigen onder jullie die zich zelden realiseren hoe oud zij zijn, en hoe dicht zij bij de dood staan. Wij moeten onze broosheid gedenken. Zo nu en dan denk ik aan het tijdstip van mijn heengaan. Ik weet niet of ik een pijnlijke dood zal sterven of niet; ik hoop dat ik een plotselinge dood mag sterven; want een plotselinge dood is onmiddellijke heerlijkheid. Maar het is niet aan mij om dat te beslissen. Misschien moet ik wekenlang op een ziekbed verblijven, te midden van pijnen, smarten en kwellingen. Maar als het ogenblik aanbreekt, het ogenblik dat te plechtig is voor mijn lippen om erover te spreken, wanneer de geest het aardse vat verlaat – wanneer dat ogenblik komt, och ik moet zwijgen, zodat ik het ogenblik van deze plechtigheid niet ontheilig.
Wanneer de dood komt, moet de sterke man buigen, de machtige man zal vallen! Zij kunnen zeggen dat zij niet willen sterven, maar er is geen hoop voor hen; zij moeten zwichten. Ik kende een man die een goddeloze dwaas was, en ik herinner mij dat ik hem heen en weer zag lopen op de vloer van zijn slaapkamer, zeggende: ‘O God, ik wil niet sterven, ik wil niet sterven.’ Toen ik hem smeekte op bed te gaan liggen, omdat hij stervende was, zei hij dat hij niet zou sterven zolang hij zou lopen, en dat hij zou lopen tot hij zou sterven. Hij stierf in grote benauwdheid, steeds schreeuwend: ‘O God, ik wil niet sterven’. Ach, dat moment, dat laatste moment. Zie het klamme zweet op het voorhoofd, de droge tong, de uitgedroogde lippen. Als de mens een christen is, sluit hij zijn ogen en slaapt, om ze daarna weer te openen. We hebben nauwelijks gezegd: ‘Hij is heengegaan’, of de verloste ziel neemt haar intrek bij de troon. Kom dan naar het graf van Christus, want het zwijgende graf zal spoedig jouw verblijfplaats zijn. Kom naar het graf van Christus, want daar moet je rusten. Zie met vreugde en blijdschap ‘de plaats waar de Heere gelegen heeft’. Hij ligt er niet meer. Ween gerust als je het graf van Christus ziet, maar wees verblijd omdat het leeg is. Jouw zonde doodde Hem, maar Zijn Godheid heeft Hem opgewekt. Jouw zonden hebben Hem gedood, maar Zijn gerechtigheid heeft Hem doen herleven. Hij heeft de banden van de dood verbroken en is meer dan Overwinnaar geworden. Hij heeft de dood onder Zijn voeten verpletterend. Verblijdt je, o christen, want Hij is hier niet, Hij is opgestaan.