Doch de ogen van Israël waren zwaar van ouderdom; hij kon niet zien; en hij deed hen naderen tot zich; toen kuste hij hen, en omhelsde hen. Genesis 48:10
Jakob stierf als iemand die van alle kwaad bevrijd was, ja, zelfs van het kwaad van de ouderdom. Hij was blind, maar dat was niet belangrijk, want zijn geloof was helder. Ik denk er graag aan dat we zullen gaan naar de plaats waar we God zullen aanschouwen, niet met onze ogen, maar met ons geestelijk inzicht. Dat had Jakob op zijn oude dag meer dan daarvoor; door zijn geloof en liefde, die de aardse vormen van dit inzicht zijn, kende hij God meer dan ooit tevoren, en daarom was het niet zo belangrijk dat zijn ogen, die hij toch niet langer nodig had, hem in de steek lieten. We kunnen dan ook niet zeggen dat hij in verval geraakte, want hij verloor slechts wat hij nodig had in deze wereld van schaduwen, en hij werd steeds verder voorbereid voor een hogere staat. Terwijl zijn lichamelijke vermogens afnamen, groeide hij in genade. Daarom wist hij dat zijn leven eindigde in een volheid van zegen die hij ook de kinderen van zijn dierbare zoon toewenste.