Op een goede weide zal Ik ze weiden, en op de hoge bergen Israels zal hun kooi zijn; aldaar zullen zij nederliggen in een goede kooi, en zullen weiden in een vette weide, op de bergen Israels. Ezechiël 34:14
Dat God de goede Herder is, wordt hier voor ons in beeld gebracht. Hoewel de menigte die aan des Heeren tafel aanzit, als het heer des hemels niet te tellen is, krijgt een ieder toch zijn deel. Denk er eens aan hoeveel genade iedere heilige nodig heeft; zoveel dat alleen de Oneindige hem iedere dag kan voorzien. En toch dekt de Heere Zijn tafel niet voor één, maar voor vele heiligen; niet voor één dag, maar voor vele jaren. De gasten aan het genademaal worden verzadigd, nee, zij ontvangen overvloed, niet zomaar gewoon eten, maar het vette van Zijn paleis; en zo’n feestmaal wordt gegarandeerd door een getrouwe belofte aan al die mensenkinderen die zich in vertrouwen onder de schaduw van Zijn vleugels hebben geplaatst. Steeds als wij het voorrecht genieten het brood te eten dat Jezus geeft, worden we verzadigd met een volle en zoete maaltijd. Als Jezus de Gastheer is, gaat niet één gast onverzadigd van tafel. Ons hoofd wordt verzadigd met de kostelijke waarheid die Jezus openbaart; ons hart wordt bevredigd met Jezus; onze hoop wordt verzadigd, want wie hebben wij anders in de hemel dan Jezus? En aan ons verlangen wordt voldaan, want wat zouden we nog meer kunnen verlangen dan ‘Christus te kennen en in Hem gevonden te worden’? Jezus vult ons geweten, tot het volkomen gerustgesteld is; ons verstand met de zekerheid van Zijn onderwijs; onze herinnering met zoete gedachten over wat Hij gedaan heeft; en onze verbeelding met de vooruitzichten van wat Hij nog doen zal.