De Heere maakt arm en maakt rijk; Hij vernedert, ook verhoogt Hij. 1 Samuël 2: 7
Al mijn veranderingen komen van Hem, die nooit verandert. Als ik rijk geworden was, had ik Zijn hand erin gezien, en had ik Hem geprezen. Laat ik er net zo goed Zijn hand in zien als ik arm word, en laat mij Hem dan net zo hartelijk prijzen. Als we in de wereld worden vernederd, is het van de HEERE, en zo kunnen we het geduldig ondergaan. Als we in de wereld worden verhoogd, is het van de HEERE, en mogen wij het in dankbaarheid aanvaarden. In beide gevallen komt het van de HEERE, en dan is het goed. Het lijkt erop dat het Jehova’s manier is om diegenen die Hij wil verhogen te verlagen en dat Hij ontkleed die Hij wil kleden. Als dit Zijn manier van doen is, is het de verstandigste en beste manier. Als ik nu de vernedering verdraag, kan ik me ook verheugen, omdat ik er de voorbereiding van mijn verhoging in mag zien. Hoe meer we door genade vernederd worden, hoe meer dat we in glorie verheven zullen worden. De verarming die voor onze verrijking wordt overweldigd, wordt dan verwelkomt. O HEERE, U heeft me de laatste tijd vernederd en me onbetekenend en zondig laat voelen. Het is geen aangename ervaring, maar ik bid U dat het winstgevend voor mij mag zijn. Oh, dat U mij zo meer geschikt zou maken om meer van dat genot en nuttigheid uit te dragen. En als ik er klaar voor ben, geef het mij dan, om Christus wil! Amen.