Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
Uit mijn vlees zal ik God aanschouwen. Job 19:26
Let eens op wat Job hier verwacht. ‘Ik zal God aanschouwen.’ Hij zegt niet: ‘Ik zal de heiligen zien’ – hoewel dat ongetwijfeld ook een ongekende zegen zal zijn – maar: ‘Ik zal God aanschouwen.’ Hij zegt niet: ‘Ik zal de paarlen poorten zien en de muren van jaspis en de gouden kronen aanschouwen’, maar: ‘Ik zal God aanschouwen.’ Daar gaat het om in de hemel, dat is de blijde verwachting van alle gelovigen. Het is hun hoogste vreugde Hem nu reeds door het geloof in zijn verordeningen te aanschouwen. Ze verheugen zich om Hem in gemeenschap en gebed te aanschouwen; maar daar in de hemel zullen ze Hem zien zonder dat hun blik verduisterd is en zullen ze Hem zien ‘gelijk Hij is’, en zullen ze Hem volkomen gelijkvormig zijn. God gelijk– wat zouden we nog meer kunnen wensen? God zien– wat zouden we nog meer kunnen verlangen. Sommigen lezen hier: ‘Toch zal ik God in mijn vlees zien’, en ze denken dan dat dit een verwijzing naar Christus is als het Woord dat vlees geworden is en dat het aanschouwen van Hem de luister van het laatste der dagen zal zijn. Of dat nu wel of niet zo is, ongetwijfeld zal Jezus het voorwerp van ons eeuwig uitzicht zijn, en we zullen geen andere blijdschap willen kennen dan Hem te zien. Denk niet dat dit voor onze geest maar een beperkt onderwerp zal zijn om bij stil te staan. Het zal een bron van oneindige vreugde zijn. We zullen al Zijn eigenschappen overpeinzen en daar Hij in alle opzichten oneindig is, zullen we niet bang behoeven te zijn dat we daar ooit op uitgekeken zullen raken. Zijn werken, Zijn gaven, Zijn liefde voor ons en Zijn heerlijkheid in al Zijn bedoelingen en handelingen zullen een thema zijn dat altijd nieuw blijft. De patriarch keek uit naar dit aanschouwen van God als een bron van persoonlijke blijdschap: ‘Die ik voor mij aanschouwen zal en niet een vreemde.’ Probeert u zich die hemelse vreugde eens voor te stellen en bedenk wat dat voor u persoonlijk zal betekenen. Uw ogen zullen de Koning zien in al Zijn schoonheid. Als we op Hem zien, valt alle aardse heerlijkheid daarbij in het niet, maar dit is een heerlijkheid die nooit zal vervagen of verdwijnen – ‘Ik zal God aanschouwen.’