4 En de sterkte des Konings, die het recht lief heeft. Gij hebt billijkheden bevestigd, Gij hebt recht en gerechtigheid gedaan in Jakob. 5 Verheft den HEERE, onzen God, en buigt u neder voor de voetbank Zijner voeten; Hij is heilig!
God is de Koning, de genadetroon is Zijn troon, en de scepter die Hij zwaait is even heilig als Hijzelf. Zijn macht is nimmer tiranniek; Hij is een soeverein, en Hij is absoluut in Zijn bestuur, maar Zijn macht schept behagen in recht, Zijn kracht wordt alleen voor rechtvaardige doeleinden aangewend. De mensen klagen tegenwoordig voortdurend het bestuur van de Heere aan en matigen zich een oordeel aan of Hij juist handelt of niet. Gelovigen hadden in het verleden een andere instelling. Zij wisten zeker dat hetgeen de Heere deed, rechtvaardig was, en in plaats van Hem ter verantwoording te roepen, onderwierpen zij zich nederig aan Zijn wil, zich verheugend in de vaste overtuiging dat God Zich met Zijn almacht ertoe had verplicht gerechtigheid te bevorderen, en recht te doen aan al Zijn schepselen. De Heere, onze God, vernietigt elk stelsel van onrecht, en alleen het recht wordt overeind gehouden.
Het recht wordt niet alleen vastgesteld, maar ook uitgeoefend in Gods koninkrijk; de wetten worden uitgevoerd, de uitvoerende macht is even rechtvaardig als de wetgevende macht. Laten alle onderdrukten en allen die het recht liefhebben, hierin een sterke aanleiding zien tot lofprijzing. De annalen van de meeste menselijke regeringen zijn geschreven in de tranen van de vertrapten, en de vloeken van de verdrukten. De kronieken van het koninkrijk van de Heere zijn heel anders, de waarheid straalt van elke regel, goedheid van elke lettergreep, en gerechtigheid van elke letter af. Glorie zij de naam van de Koning, Wiens milde luister straalt van tussen de cherubvleugels.
Als anderen Hem niet aanbidden, laat Zijn eigen volk Hem dan de vurigste hulde bewijzen. Oneindige tegemoetkomendheid doet Hem bukken om onze God genoemd te worden, en waarheid en betrouwbaarheid verplichten Hem om die verbondsrelatie te handhaven. Voorzeker moeten wij, aan wie Hij Zich door genade zo liefdevol geeft, Hem verheffen met ons ganse hart. Als Hij Zichzelf openbaart in Christus Jezus als onze verzoende God, Die het ons vergunt zelfs tot Zijn troon te naderen, is het gepast dat wij ernst en ootmoed, vreugde en aanbidding verenigen en ons, terwijl wij Hem verheerlijken, voor Hem in het stof werpen.
Hebben wij het nodig dat wij op deze manier tot aanbidding worden aangespoord? Wat behoren wij ons te schamen voor zo’n traagheid! Het hoort onze lust en ons leven te zijn, een zo goede en grote God te verheerlijken. Heiligheid is de harmonie van alle deugden. De Heere heeft niet één heerlijke eigenschap apart, of extra, maar alle heerlijkheden zijn een geheel in Hem; dat is de kroon van Zijn eer en de eer van Zijn kroon. Zijn macht is niet Zijn bijzonderste juweel, noch Zijn soevereiniteit, maar Zijn heiligheid. Hij wilde dat Zijn schepselen zich verlustigden in deze alomvattende morele uitnemendheid, en wanneer zij dat doen is hun verlustiging een bewijs dat hun hart is vernieuwd, en dat ze zelf deel hebben gehad aan Zijn heiligheid. De góden van de heidenen waren, volgens hun eigen aanhangers, wellustig, wreed en bruut. Hun enige aanspraak op eerbied bestond in hun veronderstelde macht over het menselijk lot. Wie zou niet veel liever Jehova aanbidden, Wiens wezen onbevlekte zuiverheid is, onwankelbaar recht, onwrikbare waarheid, onbegrensde liefde, kortom, volmaakte heiligheid?
Overweging:
Onze Koning heeft gerechtigheid lief: Hij zal volmaakt recht uitoefenen, getemperd door volmaakte genade.