14 Doch ik zal geduriglijk hopen, en zal al Uw lof nog groter maken. 15 Mijn mond zal Uw gerechtigheid vertellen, den gansen dag Uw heil; hoewel ik de getallen niet weet. 16 Ik zal heengaan in de mogendheden des Heeren HEEREN; ik zal Uw gerechtigheid vermelden, de Uwe alleen. 17 O God! Gij hebt mij geleerd van mijn jeugd aan, en tot nog toe verkondig ik Uw wonderen. 18 Daarom ook, terwijl de ouderdom en grijsheid daar is, verlaat mij niet, o God, totdat ik dezen geslachte verkondige Uw arm, allen nakomelingen Uw macht.
Wij moeten van ons geloof getuigen al naar gelang onze ervaring, en niet aan anderen onthouden wat wij gesmaakt en meegemaakt hebben. De trouw van God Die ons redde, Die ons verloste uit de handen van onze vijanden, en Die Zijn beloften vervulde, moet wijd en zijd worden verkondigd door diegenen die er door hun eigen geschiedenis het bewijs van zijn. Hoe luisterrijk treedt gerechtigheid in het goddelijke verlossingsplan naar voren! Het behoort het onderwerp te zijn van voortdurend gesprek. De duivel gaat tekeer tegen het plaatsbekledend offer, en zij die in velerlei opzicht dwalen, maken er de speerpunt van hun aanval van. Laten wij ons er dan op toeleggen deze leer lief te hebben, en de blijde boodschap ervan naar alle kanten, te allen tijde uitdragen. Zelden wordt van de mond zo’n nuttig gebruik gemaakt als wanneer hij verhaalt van de rechtvaardigheid van God, geopenbaard in het behoud van hen die in Jezus geloven. Heeft onze lezer tot nu toe gezwegen over dit uitgelezen onderwerp? Laten we er dan bij hem op aandringen, alom te vertellen welke vreugde in hem is: hij die zulke blijde berichten voor zichzelf houdt, handelt verkeerd.
Zoals God Zelf alle ruimte vult, en daarom de enige God is, zonder ruimte te laten voor een ander, zo vult Gods gerechtigheid in Christus Jezus de ziel van de gelovige. Hij acht alle andere dingen schade en drek opdat hij ‘Christus moge gewinnen. En in Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid, die uit God is door het geloof’. Wat voor zin zou het hebben tegenover een stervend mens te spreken van welke andere rechtvaardigheid dan ook? En alle mensen zijn stervende mensen.
Laten zij die dat willen maar roepen over de natuurlijke onschuld van de mens, de waardigheid van het ras, de zuiverheid van de filosofen, de liefelijkheid van ongebreidelde wilden, de kracht van de sacramenten, en de onfeilbaarheid van de pausen. Dit is het onwrikbare besluit van de ware gelovige: ‘Ik zal Uw gerechtigheid vermelden, de Uwe alleen’. Moge deze arme, onwaardige tong, welks heerlijkheid het zal zijn U te verheerlijken, altijd U toegewijd zijn, o Heere.
Het was troostrijk voor de psalmist te bedenken dat hij vanaf zijn vroegste jaren de leerling van de Heere was geweest. Niemand is te jong om van God te leren, en zij die er vroeg mee beginnen, worden de meest vakkundige geleerden. Hij had geleerd te vertellen wat hij wist, hij was een leerling-leraar; hij bleef nog leren én verkondigen, en verloochende zijn eerste Leermeester niet. Ook dit was zijn troost, maar wel een waarin zij die van de school van het Evangelie zijn weggelokt, naar de uiteenlopende hogescholen van filosofie en scepticisme, zich niet zullen kunnen verheugen. Er is grote behoefte aan een heilig conservatisme dezer dagen, nu mensen oude lichtbronnen inruilen voor nieuwe. Wij zijn voornemens de wonderen van de verlossende liefde zowel te leren als te onderwijzen, tot we iets ontdekken wat edeler of bevredigender voor de ziel is; daarom hopen wij dat onze grijze hoofden zich op dezelfde weg zullen bevinden als die welke wij steeds gegaan zijn, al vanaf onze vroege jeugd.
Overweging:
Het is eerzaam in Christus te zijn ten overstaan van anderen; dat is eerzaam als je jong bent; en dan doorgaande op de wegen der godvruchtigheid gedurende je hele jeugd, op middelbare leeftijd, en tot aan de ouderdom.