17 Want ik zeide: Dat zij zich toch over mij niet verblijden! Wanneer mijn voet zou wankelen, zo zouden zij zich tegen mij groot maken. 18 Want ik ben tot hinken gereed, en mijn smart is steeds voor mij. 19 Want ik maak U mijn ongerechtigheid bekend, ik ben bekommerd vanwege mijn zonde. 20 Maar mijn vijanden zijn levende, worden machtig; en die mij om valse oorzaken haten, worden groot. 21 En die kwaad voor goed vergelden, staan mij tegen, omdat ik het goede najaag. 22 Verlaat mij niet, o HEERE, mijn God! wees niet verre van mij. 23 Haast U tot mijn hulp, HEERE, mijn Heil!
Het minste gebrek aan een heilige wordt beslist opgemerkt; lang voordat het tot een val komt, begint de vijand te schimpen, de simpelste misstap doet alle honden van de hel in geblaf uitbarsten. Wat moeten wij zorgvuldig zijn, en wat volhardend in het gebed voor het bewaren van de deugd! Wij willen niet, als de blinde Simson, het voorwerp van spot van onze vijanden worden; laten we dus oppassen voor de verraderlijke Delila van de zonde, door wier toedoen onze ogen weldra uitgestoken kunnen worden.
Sommigen van ons weten pijnlijk goed wat het betekent, te zijn als droog buskruit voor de vonken van het verdriet; tot hinken en treuren gereed, en zuchtend en klagend bij elke gelegenheid, en om elke reden. David hoefde niet uit een raam te kijken om verdriet te vinden, hij voelde het vanbinnen, en kreunde onder een zonden- last die een toenemende plaag voor hem was. Een diep schuldbesef blijft het geweten hinderen; het zal geen samengeflanste vrede verdragen, maar roept om openlijke oorlog totdat de vijandschap is verslagen. Totdat de Heilige Geest het kostbaar bloed van Jezus aanwendt, is een waarlijk ontwaakte zondaar bedekt met open wonden die niet genezen of verbonden kunnen worden, noch met zalf verzacht.
Eerlijke belijdenis is goed voor de ziel. Als verdriet leidt tot hartelijke en berouwvolle erkenning van zonde, is het gezegend verdriet, iets om God in alle oprechtheid voor te danken. Mijn bekentenis zal zout zijn van de tranen. Het is niet zozeer goed ons leed te betreuren, als wel om de zonden aan de kaak te stellen die aan de wortel ervan liggen. Spijt hebben van zonde is nog geen verzoening ervan, maar berouwvol zijn is wel de juiste geest waarin wij ons tot Jezus kunnen wenden, Die de verzoening en de Verlosser is. Een mens is dicht bij het einde van zijn moeiten als hij een punt achter zijn zonden kan zetten.
De arme smekeling was ver heen en gereed om te sterven; alleen snelle hulp zou hem baten. Zie hoe verdriet de vasthoudendheid van het gebed versterkt! Dit is een van de mooie gevolgen van beproeving: het geeft nieuw leven aan ons smeken, en drijft ons met verlangen uit tot God. ‘Heere, mijn Heil!’ Niet alleen mijn Verlosser, maar ook mijn Heil. Hij die de Heere aan zijn zijde heeft, beschikt op dat moment over het heil. Het geloof voorziet de gezegende uitkomst van al zijn smeekbeden, en in het slotvers begint het de glorie van de verwachte genade aan God toe te kennen. De Heere zal ons niet verlaten. Zijn genade zal een zeer tijdige hulp voor ons zijn, en in de hemel zullen wij zien dat wij geen beproeving te veel hebben doorstaan, geen pijn te zwaar. Een besef van zonde zal zich in de vreugde van het heil mengen; verdriet zal leiden tot dankbaarheid, en dankbaarheid tot vreugde, onuitsprekelijk en vol luister.
Overweging:
Alleen het hart dat gebroken is door godvrezend verdriet, spreekt een ware bekentenis uit.