12 Lamed. Komt, gij, kinderen! hoort naar mij! ik zal u des HEEREN vreze leren. 13 Mem. Wie is de man, die lust heeft ten leven, die dagen liefheeft, om het goede te zien? 14 Nun. Bewaar uw tong van het kwaad, en uw lippen van bedrog te spreken. 15 Samech. Wijk af van het kwaad, en doe het goede; zoek den vrede, en jaag dien na. 16 Ain. De ogen des HEEREN zijn op de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun geroep. 17 Pe. Het aangezicht des HEEREN is tegen degenen, die kwaad doen, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien. 18 Tsade. Zij roepen, en de HEERE hoort, en Hij redt hen uit al hun benauwdheden. 19 Koph. De HEERE is nabij de gebrokenen van harte, en Hij behoudt de verslagenen van geest. 20 Resch. Vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen; maar uit alle die redt hem de HEERE. 21 Schin. Hij bewaart al zijn beenderen; niet een van die wordt gebroken. 22 Thau. De boosheid zal den goddeloze doden; en die den rechtvaardige haten, zullen schuldig verklaard worden. 23 De HEERE verlost de ziel Zijner knechten; en allen, die op Hem betrouwen, zullen niet schuldig verklaard worden.
Al was hij een krijgsman en een koning, de psalmist schaamde zich er niet voor kinderen te onderwijzen. Kinderen zijn de meest hoopgevende personen om les aan te geven; wijze mensen die hun beginselen willen verbreiden, leggen zich erop toe de aandacht van de jongeren te winnen. Voorzover zij onderricht kunnen worden door woorden, en zij dingen kunnen leren door het gehoor, moeten wij het geloof in God en de vreze van God overdragen, de komende generatie de principes en praktijk van de vroomheid inprentend. Wij moeten hen afzonderen, weg van spel en sport, en proberen hun denken met betere bezigheden te vullen; want wij kunnen hen niet goed onderwijzen als hun gedachten in beslag worden genomen door andere dingen. Wij moeten altijd op de hoofdzaak doelen, en de vreze des Heeren in ons onderricht altijd op de eerste plaats laten komen; daarbij mogen wij voorzichtig onze eigen persoon in de schaal leggen door onze eigen ervaringen en overtuigingen te vertellen.
Een gelukkig geleid leven is de wens van iedereen, en degene die de jongeren een recept voor een gelukkig leven kan aanreiken, verdient het, geliefd onder hen te zijn. Alleen maar bestaan is geen leven; het is niet aan alle mensen gegeven de kunst van het leven, van het ware, echte en vreugdevolle leven, te verstaan. Mensen leren hoe te leven en hoe te sterven is het doel van alle nuttige godsdienstige onderricht. De beloningen van de deugd zijn het aas waarmee de jonge mensen naar een zedelijk leven moeten worden gelokt. Terwijl wij vroomheid tegenover God leren, moeten we ook hameren op een zedelijke houding tegenover mensen.
De Heere slaat de rechtvaardigen met goedkeuring en tedere aandacht gade; ze zijn Hem zo lief dat Hij Zijn ogen niet van hen af kan houden; Hij volgt ieder van hen zo zorgvuldig en aandachtig alsof ze het enige schepsel in het heelal waren. Zijn ogen en oren zijn beide op Zijn heiligen gericht; heel Zijn denken is van hen vervuld: als ze door alle anderen worden versmaad, worden ze door Hem niet vergeten. Hij hoort hun roep meteen, zoals een moeder haar zieke baby feilloos hoort; de kreet mag gebroken, klagend, ongelukkig, zwak, ongelovig klinken, toch vangt het snelle oor van de Vader elke noot van een klacht of een dringende roep op, en Hij is niet traag in het antwoorden op de stem van Zijn kinderen. Dezelfde Heere Die de bezoekingen zendt, zal ze ook herroepen als Zijn opzet is geslaagd, maar Hij zal nooit toestaan dat de hevigste ervan Zijn beminden verscheuren en verslinden.
De goddelijke liefde waakt over iedere gelovige zoals ze over Jezus waakte. Geen dodelijk letsel zal ons overkomen. We zullen in het koninkrijk noch invalide noch verminkt zijn, maar zullen na de beproevingen van het leven zonder vlek of rimpel of wat dan ook verschijnen, behouden als wij zijn in Christus Jezus, en door de kracht van God door middel van het geloof bewaard tot het heil. Gelovige, u zult nooit worden verlaten, opgegeven, overgeleverd aan de ondergang. God, te weten uw God, is uw bewaker en vriend, en zalig is uw lot.
Overweging:
Ofschoon onze moeiten talrijk, vreemdsoortig en zwaar zijn, toch zijn Gods gunstbewijzen nog talrijker, is Zijn wijsheid nog wonderlijker, Zijn macht nog wonderbaarlijker; Hij zal ons geheel verlossen.