1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester. 2 O HEERE! de koning is verblijd over Uw sterkte; en hoezeer is hij verheugd over Uw heil! 3 Gij hebt hem zijns harten wens gegeven, en de uitspraak zijner lippen hebt Gij niet geweerd. Sela. 4 Want Gij komt hem voor met zegeningen van het goede; op zijn hoofd zet Gij een kroon van fijn goud. 5 Het leven heeft hij van U begeerd. Gij hebt het hem gegeven; lengte van dagen, eeuwiglijk en altoos. 6 Groot is zijn eer door Uw heil; majesteit en heerlijkheid hebt Gij hem toegevoegd. 7 Want Gij zet hem tot zegeningen in eeuwigheid; Gij vervrolijkt hem door vreugde met Uw aangezicht.
De Koning is in de hele psalm bij uitstek aanwezig, en wij zullen het meest baat hebben bij het lezen als wij ons in dit geval in heerlijke termen op Hem bezinnen. We moeten Hem kronen met de roem van onze redding, zingend van Zijn liefde en Zijn macht lovend. De volgende psalm zal ons aan de voet van het kruis brengen; deze leidt ons naar de treden van de troon.
Jezus is een koninklijk persoon. De vraag ‘Zijt Gij dan een Koning?’ kreeg een volmondig antwoord van de Heiland: ‘Gij zegt, dat Ik een Koning ben. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik der waarheid getuigenis geven zou’. Hij is niet zomaar een koning, maar dé Koning; Koning over geesten en harten, regerend met een heerschappij van liefde, waarbij elke andere heerschappij slechts brute machtsuitoefening is. Hij werd zelfs aan het kruis tot Koning geproclameerd, want daar heerste Hij, voor het oog van het geloof, in feite als op een troon, met een meer dan keizerlijke gulheid de in nood verkerende kinderen van de aarde zegenend.
Jezus heeft de verlossing van Zijn volk bewerkt, maar als mens vond Hij Zijn kracht in Jehova Zijn God, tot Wie Hij Zich richtte in Zijn gebed in de stilte van het gebergte, en in de verlaten duisternis van de hof. Die kracht, die zo overvloedig werd geschonken, wordt hier dankbaar en met vreugde erkend. De Man van Smarten wordt nu gezalfd met de olie van de blijdschap, als meerdere van Zijns gelijken. Laat iedere onderdaan van Koning Jezus hierin de Koning navolgen; laten we steunen op Jehova’s kracht, laten we ons erover verheugen in onwankelbaar geloof, laten we haar bezingen in onze dankbare liederen. Niet alleen heeft Jezus Zich zo verheugd, maar Hij zal dat ook doen als Hij ziet hoe de kracht van de goddelijke genade diegenen uit hun zondige schuilplaatsen drijft, die Hij met Zijn zielenstrijd heeft gekocht. Wij zullen ons ook steeds meer verheugen als wij door ervaring en in toenemende mate de kracht van de arm van onze Verbondsgod leren kennen. Onze zwakheid doet de snaren van onze harpen verslappen, maar Zijn kracht spant ze opnieuw. Als wij geen enkele noot ter ere van onze eigen kracht kunnen zingen, kunnen wij ons in elk geval verheugen in onze almachtige God.
Jezus is voluit zalig in Zichzelf, want Hij is totaal God, zalig voor altijd; maar dit betreft Hem als onze Middelaar, in welke hoedanigheid Hij Zijn gelukzaligheid als een beloning ontving. Jezus als de Heere legde tegenover Abraham een eed af, het beloofde zaad is een altijddurende bron van zegeningen voor alle volken der aarde. Hiertoe is Hij aangewezen, aangesteld en gewijd, met dit doel is Hij mens geworden, dat Hij de kinderen der mensen zou zegenen. O, waren zondaren maar verstandig genoeg om de Verlosser voor dat doel te gebruiken waarvoor Hij is aangesteld, namelijk om een Verlosser te zijn voor verloren en schuldige zielen.
Overweging:
Waren er tienduizenden miljoenen hemelen geschapen boven de hoogste hemelen, en nog eens zoveel daarboven, en evenveel daarboven, tot de engelen ze niet meer konden tellen, dan nog zou het een te lage plaats zijn om de vorstelijke troon van deze Heere Jezus (aan Wie u toebehoort) boven al die hemelen te vestigen.